Inleiding
Dit hoofdstuk spreekt de dynamiek in de moraal aan. Als integraal onderdeel van onze samenleving beïnvloedt de moraal en wordt de moraal beïnvloed door maatschappelijke omstandigheden. In vroeger tijden bestond er een morele lappendeken en had ieder volk, land of cultuur min of meer zijn eigen moraal. De (grote) godsdiensten zorgden daarbij voor een zekere samenhang en continuïteit. Maar op de aardbol in zijn geheel is er steeds evolutie geweest. En nu ook, zelfs in versnelde mate. Een aantal factoren in die evolutie kunnen een katalyserende rol spelen voor een (deugd)ethische opleving. We verdelen ze in drie groepen: internationale ontwikkelingen (3.1), zoals globalisering, financiële crisis, milieu en internationaal beleid; religieuze ontwikkelingen en transcendentie (3.2); en, culturele en sociaal-psychologische factoren (3.3), zoals vrijheid en individualisme, cultuur van geluk, positivisme en optimisme.
De ontwikkelingen op deze terreinen kunnen aanwijzingen geven welke deugden we in deze tijd dienen te ontwikkelen en beoefenen. In 3.4 worden enkele nieuwe ontwikkelingen weergegeven. Deze vier groepen van factoren en de elementen in ieder daarvan zijn niet uitputtend. Het is evenwel waarschijnlijk dat het de belangrijkste ontwikkelingen bestrijkt. In sectie 3.5 treffen we de belangrijkste bevindingen van dit hoofdstuk aan.
3.1 Internationale ontwikkelingen
Globalisering
Globalisering
Onder globalisering verstaan we de integratie van landen en culturen. Een proces dat al sinds mensenheugenis speelt, maar nu in een stroomversnelling is geraakt. Historisch heeft dit voor een belangrijk deel plaatsgevonden door handel, oorlogen en kolonisatie. Na de Tweede Wereldoorlog is het vooral de Amerikaanse cultuur die de moderne wereld aan elkaar gebreid heeft. Deze globalisering vindt plaats op alle terreinen: technologisch, economisch, financieel, sociaal en cultureel. Door de moderne communicatie- en vervoersmiddelen is een toenemende nabijheid ontstaan tussen landen en volken.
Dit oefent een gunstige invloed uit op de kennis van, en solidariteit met, andere volken en culturen. Ontwikkelingssamenwerking is daar een goed voorbeeld van. Men wordt zich bewust niet meer alleen met de normen en waarden van eigen groep of volk te kunnen leven. Door de natuur en door mensen veroorzaakte rampen komen meteen in het voetlicht van de wereldmedia en het publiek. Het directe telefoongesprek met de andere kant van de wereld, het prompte nieuws van heinde en verre en het gemak van vliegreizen, hebben de wereld in een web omgetoverd waar we ons als een spin in thuis zijn gaan voelen. De massale stromen toeristen en gastarbeiders dragen ook een belangrijk steentje bij.Het is buiten kijf dat dit globaliseringsproces zich verder door zal zetten. Wat daar precies uit gaat komen, valt moeilijk te voorspellen. Waarschijnlijk veel goeds, zoals toenemende solidariteit tussen verschillende groepen en volken ! Ons referentiekader is dan, zoals van den Brink zegt, in de loop van de tijd geëvolueerd van uitgebreide familie via dorp, stad, land en regio naar de wereld ! Onder meer door grotere transparantie en inspraak van buiten, zullen mensenrechten en maatstaven van goed bestuur, vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit in toenemende mate worden toegepast. Het kan niet anders dan dat dit proces een positieve en bepalende invloed op onze waarden en normen zal uitoefenen. Zoals de titel van een artikel van Michaël Zeeman in de Volkskrant het zei: ‘De nieuwe wereld vraagt om nieuwe omgangsvormen’.[i] In het Nederlandse onderwijs wordt druk gediscussieerd over opvoeding tot wereldburgerschap! Dit globaliseringsproces brengt ook sociaaleconomische en culturele veranderingen met zich mee, die voor velen pijnlijk zijn en aanpassing en verdraagzaamheid vergen. Het heeft nadelige kanten, zoals mensenhandel, drugsgebruik en verspreiding van georganiseerde misdaad. De strijd tussen Goed en Kwaad wordt nu op grotere schaal uitgevochten. Die te bestrijden op wereldniveau vergt niet alleen een morele overtuiging, maar ook globale instanties voor effectief beleid en controles.
Zeeman vraagt zich af of wij van de nood geen deugd kunnen maken door de culturele en maatschappelijke veranderingen aan te grijpen en een nieuwe ethiek te formuleren voor de verhouding tussen moderniteit en religie. ’Sinds onheuglijke tijden heeft de mens een aantal zingevingsstrategieën ontwikkeld om in het reine te komen met de grote vragen van leven en dood. Van die pogingen om een weg te vinden in de verwarring zijn de godsdienst, de kunst en de wetenschap de opvallendste. In recente tijden zijn daar de politiek bijgekomen en de sport’.[ii] En nu ook het milieu. We kunnen spreken van wereldethiek en wereldburgerschap (global citizenship). Wereldburgerschap zou de kern van de VN Post-2015 Development Agenda kunnen worden, focussing met zijn 17 doelstellingen en 69 indicatoren op mensgerichte, armoede-uitroeiende duurzame ontwikkeling (people-centered poverty-eradication sustainable development). Laudatio Si, de recente encycliek van Paus Franciscus, verschaft een ethische basis daarvoor!
Financiën
Geld lijkt het alfa en omega van onze maatschappij te zijn. Veel van het goede en wenselijke in onze samenleving kan door geld verkregen worden. We weten dat we geluk niet per se met geld kunnen kopen, maar wel dat, tot een bepaald niveau, het bestaand geluk kan verhogen. En hoe armer, hoe belangrijker geld en rijkdom zijn, zowel op macro- als op microniveau. Geen wonder dus dat bijna alles in het werk wordt gesteld om er meer van te krijgen, legaal en vaak illegaal. Manipulatie met geld heeft ook tot gevolg de ongelijkheid tussen mensen te vergroten. Grote internationale zakenbanken en ‘hedgefondsen’ zijn voornamelijk uit op winstbejag en maken systematisch misbruik van de zwakke onderhandelingsposities van ontwikkelingslanden. Deze instellingen schromen zich ook niet om van eigen land en volk excessief te profiteren.
Als brandstof en smeerolie spelen geld en kapitaal een essentiële rol in de globalisering van de wereldeconomie. De ontwikkelde wereld kende recentelijk één van de ernstigste financiële crises uit zijn geschiedenis.
Een belangrijke oorzaak van dit debacle is winstbejag en hebzucht van topmanagers en aandeelhouders bij financiële instellingen en bedrijven. Hier is duidelijk sprake van het falen van een systeem dat ongebreidelde hebzucht toelaat. De macht van het financiële systeem is bijna ongeëvenaard. Het is het moderne civiele machtsinstrument bij uitstek. De centrale rol van de kerken in vroeger tijden lijkt in onze contreien overgenomen door banken en multinationals. Een wereldwijde coalitie van regeringen, volksvertegenwoordigingen, maatschappelijke instanties en individuele personen dient deze ontoelaatbare situatie te corrigeren. De hervormingsresultaten zijn tot nu toe onvoldoende. In de broodnodige herziening van dit financiële systeem speelt ook het Vaticaan een actieve rol via de Pauselijke Raad Justitia et Pax.[iii] De bank van het Vaticaan gaat zelf evenwel niet vrij uit en na vele jaren verdacht te zijn van maffia-gerelateerde praktijken, wordt er nu schoon schip gemaakt.
Als ethisch gedrag op een aantal punten is versterkt, dan lijkt bepaald onethisch gedrag dat ook. Hebzucht komt daarbij het eerst op in deze tijd van financiële crisis, voor een belangrijk deel veroorzaakt door zelfzuchtig gedrag van onder meer bankmanagers, politici en notarissen.[iv] Er zijn nog meer ongunstige ontwikkelingen te rapporteren op het gebied van integriteit zoals grootscheepse oplichting en de toenemende penetratie van maffiapraktijken in het sociaaleconomische leven (omkoperij, witwassen, prostitutie, mensenhandel, drugshandel).
Onderdeel van de gebrekkige transparantie in het mondiale financiële verkeer zijn de belastingparadijzen. Het is ontoelaatbaar dat individuen en bedrijven op massale schaal belasting ontduiken en andere malversaties plegen via deze paradijzen. Regeringen, armen en andere burgers zijn de dupe. Het ontduiken van belastingen en bijgevolg derven van gerechtvaardigde inkomsten van regeringen is een kwaad en deze paradijzen dienen zo spoedig mogelijk opgeheven te worden. Volgens een studie in opdracht van het Tax Justice Network door een voormalige McKinsey consultant, hadden de allerrijksten op aarde eind 2010 meer dan 15 triljard (15.000 miljard) euro geparkeerd in geheime belastingparadijzen.[v] Het is pijnlijk dat Nederland één van die belastingparadijzen is, zoals regelmatig geconstateerd. Er schort iets ernstigs aan het morele gehalte van onze overheid, die dit niet alleen toelaat, maar er medeverantwoordelijk voor is. Individuele landen zoals Duitsland en de V.S., de OECD, de Groep van Twintig, de Europese Unie en individuele landen zijn hard aan het werk om corruptie en belastingparadijzen aan te pakken, deels met succes. Het Tax Justice Network is eerder in Nederland opgericht en recentelijk ook een Institute for Financial Crime. Het maatschappelijke middenveld kan een belangrijke steun zijn voor meer financiële integriteit.
In de bankenwereld zelf schijnt nog weinig verbetering van houding en moraal te constateren te zijn. De $235 miljard aan boetes die 20 grote banken wereldwijd opgelegd hebben gekregen voor hun malversaties, zullen hopelijk tot betekenisvolle veranderingen leiden [vi]. Ethisch voorkomen zou evenwel beter zijn dan achteraf sanctiematig bestraffen.
Een moderne ethisch code zal integriteit en transparantie hoog in haar vaandel voeren, zowel op individueel als op maatschappelijk niveau.
We moeten ons tevens zorgen maken over de rol van de georganiseerde misdaad in het financiële verkeer. Haar omzet is van enorme en toenemende omvang: 870 miljard euro omzet per jaar en mogelijk 15 % van het GDP. [vii] De georganiseerde misdaad opereert vooral op het gebied van mensenhandel, prostitutie, drugs en wapenhandel. Terreinen die sterk met de ondeugd te maken hebben.[viii] De internationale georganiseerde misdaad kan alleen effectief bestreden worden als er sterke, efficiënte mechanismen op wereldniveau bestaan. De effectiviteit van Interpol en Europol wordt belemmerd door nationale grenzen en inefficiënte communicatie. Alleen een sterk, mondiaal systeem kan redelijke kansen bieden voor het in bedwang houden van deze misdaad. Met de beoogde uitroeiing van armoede en andere positieve ontwikkelingen zal hopelijk een pijler onder de misdaadwereld worden weggeslagen.
Voor transparantie en integriteit kan verwezen worden naar onderzoek van Transparency International (TI), een organisatie gevestigd in Berlijn en die, onder meer, landen rangschikt naar gelang een Corruptions Perceptions Index. Na de Scandinavische landen, Nieuw Zeeland, Zwitserland en Singapore neemt Nederland in 2014 de achtste plaats in op de wereldranglijst van deze Index.[ix] De OCDE heeft een verdrag opgesteld om corruptie in het grote zakenleven tegen te gaan.[x]
Niettemin lijkt er ook in Nederland een behoorlijke dosis oneerlijkheid en corruptie te bestaan in de vorm van belastingontduiking, witwassen van zwart geld en omkoperij. Jaarlijks loopt Nederland dertig miljard euro mis aan belastinginkomsten door zwart (crimineel) en grijs (ongeregistreerd) geld, schat Tax Justice Network.[xi]
Naast een Nederlandse afdeling van TI International Nederland [xii] is ook de Saxion Hogeschool in Deventer actief op het gebied van corruptie. Volgens promotieonderzoek aan Saxion is niet harde omkoop het grootste probleem in Nederland, maar de handel in invloed via zichzelf bevoordelende netwerken
Milieu
De zorg om het milieu is de laatste veertig jaar één van de grootste zorgen van de mensheid geworden. Dat heeft te maken met een sterk toegenomen bewustzijn in vooral de rijkere landen van de lasten en nadelen van ons hoogontwikkelde productie- en consumptiepatroon. Het heeft ook te maken met een verschuiving in onze prioriteiten. Na de bevrediging van de belangrijkste materiële behoeften, zijn we ons bewust geworden van de negatieve aspecten van ongebreidelde consumptie, voor onszelf, voor toekomstige generaties en voor het milieu zelf. We zijn ons ook gaan realiseren dat er, naast ons, andere schepsels bestaan, in het bijzonder dieren en planten, waarmee we met respect en zorg moeten omgaan. Nauw verbonden daarmee is de stroming alternatief/biologisch/vegetarisch, die terrein wint. Het toenemende respect voor de natuur in het algemeen en voor dieren in het bijzonder is een positieve ontwikkeling die onderdeel dient te zijn van een (deugd)ethische strategie. De oprichting van een politieke ‘dierenpartij’ is een teken aan de wand. Er zijn al uitgebreide richtlijnen voor de behandeling van het milieu zoals het Earth Charter en de Tien geboden voor het Milieu. Vanwege solidariteit met toekomstige generaties, zullen milieuoverwegingen een belangrijke rol gaan spelen in het maatschappelijk beleid. Onder individuen, groepen en landen is er een grote variatie in het bewustzijn van de milieucrisis en in de bereidheid om daar metterdaad iets aan te doen. Hopelijk wordt er in voldoende mate en op tijd gehandeld op internationaal, nationaal en lokaal niveau om het getij, spreekwoordelijk en letterlijk, te keren.
Van 30 november tot en met 11 december 2015 vond in Parijs de eenentwintigste jaarlijkse klimaatconferentie van de Verenigde Naties plaats: de zogenaamde Conference of Parties (COP21). Hierbij kwamen alle partijen, die onderdeel uitmaken van het UNFCCC, het klimaatverdrag van de Verenigde Naties, bijeen. Tijdens deze conferentie is een nieuw klimaatverdrag ondertekend door alle deelnemende partijen. Deze vergadering en het Verdrag zijn van eminent belang voor de toekomst van onze planeet en zijn bewoners. De recente pauselijke encycliek Laudate SI geeft sterke steun aan klimaatbeheersing. De houding van de Paus kwam voor de organisatoren als een geschenk uit de hemel!
Als het om internationale ontwikkelingen gaat, is de oprichting van de Verenigde Naties (VN) in 1945 van eminent belang geweest. De organisatie heeft in zeker opzicht een idealistische signatuur: na de geweldige ‘kater’ van de Tweede Wereldoorlog maakte men, via de oprichting van de V.N., het goede voornemen om de wereldvrede in de toekomst te handhaven, sociaaleconomische ontwikkeling wereldwijd te bevorderen en om mensenrechten te promoten.
Ondanks kritiek van her en der is het moeilijk de positieve invloed te overschatten die de familie van de Verenigde Naties heeft gehad op de politieke, sociale, culturele en morele ontwikkeling van de mensheid in de zeventig jaren van haar bestaan. Op het gebied van de vrede krijgen de Verenigde Naties regelmatig het verwijt dat ze oorlogen niet uit hebben weten te bannen of voorkomen. Dat is, in absolute zin, correct. Maar het staat ook als een paal boven water dat veel twisten zijn beslecht en oorlogen voorkomen door de Verenigde Naties. Ze zijn verder, vooral in haar standplaats New York, een belangrijk mondiaal centrum van overleg en preventieve diplomatie geworden. En als de VN er niet in slaagt een beslissing in de gewenste vredesrichting te nemen, is dat niet de fout van het VN Secretariaat, maar van de lidstaten, vooral van degene die het niet eens kunnen worden en hun vetorecht gebruiken. Het behartigen van eigenbelang door de permanente leden van de VN Veiligheidsraad heeft de effectiviteit van de Verenigde Naties ernstig benadeeld. Broodnodige reorganisaties zijn tegengehouden, waardoor de Raad de machtsverhoudingen in de wereld niet correct meer weergeeft. Het is een typisch voorbeeld dat men maar moeilijk of niet van zijn privileges van macht en invloed wil afzien ten algemene nutte. Tot nadeel van iedereen op langere termijn.
De familie van de Verenigde Naties, inclusief de Gespecialiseerde Organisaties, hebben zich actief ingezet voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de mensheid. Enorme intellectuele, politieke en financiële bijdragen zijn geleverd op het gebied van rampenbestrijding, economische groei, emancipatie van de vrouw, ziektebestrijding, en vele andere.[xiii] Tienduizenden stafleden en tientallen miljarden dollars per jaar worden ingezet op alle terreinen om vooruitgang te bevorderen.
Verenigde Naties
Niet alleen op die van landbouw (FAO), gezondheid (WHO), arbeid (ILO) en onderwijs (UNESCO), maar ook op technische gebieden zoals post, (UPU), telecommunicatie (ITU) en zeevaart (IMO), in totaal een vijftiental Gespecialiseerde Organisaties met eigen wetgevende vergaderingen en lidmaatschap onder de paraplu van de VN. De Verenigde Naties in de nauwe zin van het woord hebben een veertiental wereldwijde programma’s die zich met noodleniging en ontwikkeling bezighouden, zoals UNICEF, UNDP, Milieuprogramma (UNEP) en het Bevolkingsfonds van de VN. Hier kwamen ook de Millennium doelstellingen vandaan, een globaal programma om zeven van de belangrijkste mondiale ontwikkelingsproblemen vóór 2015 geheel of ten dele op te lossen. Volgens een recent rapport over dit Programma is het aantal uiterst armen met zo’n 700 miljoen gedaald in de periode 2000 – 2015. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft in september 2015 de nieuwe Post-2015 Duurzame Ontwikkelingsagenda goedgekeurd, met 17 nieuwe duurzame ontwikkelingsdoeleinden, inclusief het opheffen van armoede overal in de wereld, in de komende 15 jaar.
De VN heeft mogelijk geen nieuwe waarden ontdekt of geschapen, maar de organisatie heeft wel bepaalde waarden versterkt en ze een formele, internationale dimensie gegeven. Het markantste voorbeeld daarvan zijn de mensenrechten, één van de mijlpalen in de geschiedenis van de mensheid. Deze bestonden al vóór de VN was opgericht, zoals de Bill of Rights (1689) en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) illustreren. Doordat de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) hebben geproclameerd (op 10 december 1948), hebben deze waarden een grote politieke zichtbaarheid gekregen. Deze Verklaring is verder uitgewerkt in Verdragen en Protocollen. Het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens, met onder meer zijn afgeleide Verdragen tegen Foltering, Discriminatie (algemeen) en Vrouwendiscriminatie, bevat belangrijke richtlijnen voor het gedrag van Staten aangaande hun ingezetenen en tegenover andere landen.
De familie van de Verenigde Naties heeft sterk bijgedragen aan de creatie en verdere ontwikkeling van normen door het sluiten van internationale verdragen, het opstellen van aanbevelingen en conventies en in het algemeen aan de versterking van het internationale recht. Dit geldt niet alleen voor terreinen zoals vrede, sociaaleconomische ontwikkeling en internationale samenwerking, maar is evenzeer van toepassing op de technische gebieden van de Gespecialiseerde Organisaties van de Verenigde Naties. In feite fungeren deze als pseudo-wereldministeries, ieder op hun gespecialiseerde terrein.
Het lijdt geen twijfel dat de Verenigde Naties een morele kern vormen van onze globaliserende wereld en een soort wereldgeweten zijn. Op basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en de daarvan afgeleide Verdragen is dit één van de fundamenten van een wereldethiek.
Deze UVRM ‘code’ zal ongetwijfeld verder uitgewerkt worden. De bedoeling zou moeten zijn te komen tot een universele, pluriforme code die overal ter wereld geldig is, zonder aan de rijkdom en eigenheid van bestaande culturen afbreuk te doen. Wederzijdse bevruchting van bestaande morele codes zou daar een positief resultaat van kunnen zijn. De VN zijn geworden tot een universeel symbool voor waarden, vooral van rechtvaardigheid, menselijkheid, vrede, ontwikkeling, internationale solidariteit en dienstbaarheid.
Mondiale spiritualiteit en wereldethiek.
Robert Muller zaliger, voormalig Assistent Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en voormalig Rector van de V.N. Universiteit voor Vrede in Costa Rica, heeft een bijzondere rol gespeeld in de promotie van de Verenigde Naties en haar waarden. Hij heeft op intensieve en gevarieerde wijze hoogstaande menselijke waarden gepromoot op basis van het Handvest en de functionering van de Verenigde Naties. Hij kreeg de bijnaam ‘ VN Profeet van de Hoop’. Via zijn websites, boeken en lezingen heeft hij een schat aan wijsheden en adviezen gegeven over moraliteit op internationaal vlak. De cohesie van het menselijk ras zou, volgens hem, gediend worden door een gemeenschappelijke visie, een doelstelling of een ideaal. Speciaal relevant is in dit opzicht zijn boek “New Genesis. Shaping Global Spirituality’.
In aanvulling op de eerder door de VN geproclameerde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, stelde Mueller een aantal nieuwe mondiale mensenrechten voor, met name:
- recht op vrede;
- recht op een ontwapende planeet;
- een recht om niet te doden en niet gedood te worden, zelfs niet in de naam van een natie;
- het recht van individuen om te mogen verwachten dat hun regeringen de internationale verdragen en overeenkomsten nakomen;
- het recht op geweldloosheid;
- het recht op eerlijkheid van en tussen groepen, in het bijzonder van naties;
- het recht op wereldomvattend onderwijs;
- het recht op objectieve, wereldwijde informatie;
- de rechten van de toekomstige generaties;
- het recht op een goed onderhouden planeet;
- het recht op leven van andere soorten;
- het recht op een goed bewaard verleden;
- recht op een planetair burgerschap en op een goede wereldregering.
Robert Muller was van mening dat we een wereldethiek moeten formuleren en hij heeft, zoals we zien, rijkelijk aan dat doel bijgedragen.[xvii]
Ervin Laszlo, als vooraanstaand wetenschapper en voorzitter van de Club van Boedapest, publiceerde in 2004 een boek onder de titel ‘Je Kunt de Wereld Veranderen’.[xviii] Het doel van de Club van Boedapest, opgericht in 1993, is het bevorderen van de evolutie van een meer verantwoordelijke en voor deze tijd meer toepasselijke ethiek in alle samenlevingen en voor mensen met diverse achtergronden, als de beste manier om op onze planeet vrede en duurzaamheid te verkrijgen.[xix] Het basisprincipe van de voorgestelde mondiale of ‘planetaire’ ethiek is dat je anderen net zo behandelt als je zelf behandeld wilt worden. Dit is de universele ‘gouden regel’ die je in alle grote religies terugvindt. Laszlo verwijst naar een conclusie van een grote groep wetenschappers, waaronder 120 Nobel prijswinnaars, dat een mondiale ethiek de drijvende kracht moet zijn om de nodige veranderingen in de wereld door te voeren.[xx] Laszlo formuleert Tien Geboden voor Verantwoordelijk Leven onder deze ‘planetaire’ ethiek.[xxi] Het eerste gebod luidt als volgt: ’Bevredig je behoeften zonder anderen te benadelen’.
Peter Singer (1946) is een Australische filosoof en hoogleraar in de bio-ethiek. Hij heeft een aantal boeken op zijn naam staan, waaronder ‘Ethiek in een Tijd van Globalisering’.[xxii] De these van dit boek is dat de kwaliteit van hoe we door de globalisering heen komen, bepaald wordt door onze ethische reactie op het idee dat we in één wereld leven. Dat de rijke landen geen mondiaal ethisch standpunt hebben ingenomen, is lange tijd moreel erg onjuist geweest. Het is op de lange termijn een gevaar voor hun eigen veiligheid: ‘Nu de communicatierevolutie een mondiaal gehoor heeft geschapen, kunnen we behoefte voelen ons gedrag tegenover de hele wereld te verantwoorden. Die verandering schept de materiële basis voor een nieuwe (mondiale) ethiek….’ [xxiii] En verder: ‘De huidige mondiale verdeling van de welvaart is het resultaat van het feit dat een klein deel van de wereldbevolking zich wederrechtelijk een hulpbron heeft toegeëigend die het bezit is van alle mensen gezamenlijk’.[xxiv]
In het algemeen wordt gesteld dat de ongelijkheid tussen de rijkste en de armste landen van de wereld is toegenomen in de periode waarin de wereldhandel is toegenomen.[xxv] HIVOS– constateert dat in 2015 1 % van de wereldbevolking 99 % van de aardse rijkdommen gaat bezitten. Duizenden miljarden zijn naar recente oorlogen gegaan en nogmaals duizenden miljarden naar de redding van financiële instanties (ten bate ook voor hun aandeelhouders). Tegelijkertijd geeft het UNDP Human Development rapport van 1997 aan dat de armoede in de wereld in de afgelopen vijftig jaar meer is gedaald dan in de voorgaande vijfhonderd jaar.[xxvi] Een mondiale ethiek zou niet stoppen bij nationale grenzen. Nationale soevereiniteit heeft geen intrinsiek moreel gewicht.[xxvii] Onder invloed van diverse ontwikkelingen, waaronder de gezamenlijke afhankelijkheid van een kwetsbare atmosfeer en een meer geïntegreerde mondiale economie, zijn de traditionele ideeën over de staatssoevereiniteit onder druk gezet.[xxviii] In het tijdperk dat volgde op de Vrede van Westfalen (1648), vierde de onafhankelijke soevereine staat zijn hoogtijdagen. In onze tijd vergen steeds meer kwesties mondiale besluiten en een land kan steeds minder zelfstandig zijn toekomst bepalen. Daarom moeten de instellingen voor mondiale beslissingen versterkt worden. We moeten de ethische basis leggen voor het nieuwe tijdperk van één wereldgemeenschap.[xxix]
In een interview door Diederik van Hoogstraten in de Volkskrant van 4 april 2009 bij gelegenheid van de publicatie van zijn boek ‘The Life You Can Save: Acting Now to End World Poverty’ bevestigt Singer dat hij een filosoof is van de utilitaristische school: ‘Als je bij machte bent iets slechts te voorkomen zonder iets op te offeren dat bij benadering even belangrijk is, dan is het verkeerd om dit niet te doen’. Het ultieme doel van zijn boek is extreme armoede te verminderen. Mensen hier die het financieel comfortabel hebben zouden zo’n vijf percent van hun jaarlijks inkomen aan de armen dienen te doneren. Hoe meer je verdient, hoe hoger het percentage. Singer is van mening dat goedgeefsheid ook goed is voor de gever. Het ‘nabijheidsargument’, het feit dat mensen eerder bereid zijn te geven aan een persoon dichtbij, dan aan anonieme massa’s, geldt bij Singer niet. Ondanks zijn waardering voor hoge officiële ontwikkelingshulp van sommige landen en aanzienlijke individuele donaties, is Singer van mening dat westerlingen bij lange na niet genoeg doen. We beoordelen mensen doorgaans op wat ze doen. Het is tijd om te beoordelen op wat ze nalaten, vindt hij!
Singer lijkt gelijk te hebben. Wat de Nederlander doet aan vrijwilligerswerk, lidmaatschap ideële organisaties en giften aan goede doelen is bewonderenswaardig, te meer omdat hij/zij daarin uitblinkt vergeleken met andere nationaliteiten. Maar deze solidariteit en offerbereidheid dienen verder opgevoerd te worden als we armoede uit de wereld willen helpen, internationale rechtvaardigheid willen betrachten en wereldburger willen zijn: 5 % in plaats van 1 %!
Hans Küng is een internationaal bekend, katholiek theoloog. In de jaren negentig publiceerde hij een boek onder de titel ‘Global Responsibility. In Search of a New World Ethic’.[xxx] In zijn boek beargumenteert Küng drie verbonden stellingen, te weten: dat er geen overleving van de wereld kan zijn zonder een wereldethiek, geen wereldvrede zonder vrede tussen de religies en geen vrede tussen de religies zonder een dialoog tussen de religies.[xxxi] Hij zegt verder dat de waarden van het voorbije industriële tijdperk – ijver, rationaliteit, orde, degelijkheid, punctualiteit, nuchterheid, prestatie en efficiency – niet moeten verdwijnen, maar geplaatst moeten worden in een nieuw licht en gecombineerd met de nieuwe waarden van postmoderniteit: verbeelding, sensitiviteit, emotie, warmte, mildheid en medemenselijkheid.[xxxii]
Het sleutelbegrip van onze toekomststrategie moet zijn: humane verantwoordelijkheid voor onze planeet oftewel planetaire verantwoordelijkheid.[xxxiii] ‘…het ethische basisprincipe moet zijn dat menselijke wezens nooit gereduceerd kunnen worden tot een gebruiksmiddel. Zij dienen als uiteindelijke doelstelling te fungeren en doel en maatstaf te zijn – sinds Kant is dat de manier waarop de categorische imperatief geformuleerd is’.[xxxiv] Waarlijk menselijk voor hem als een universele maatstaf is dat datgene moreel goed is wat het menselijke leven in staat stelt succesvol te zijn en zich op lange termijn te vervolmaken in zijn individuele en sociale dimensie.[xxxv] Om een minimum aan gezamenlijke ethische principes te krijgen is er een coalitie van gelovigen en niet-gelovigen nodig. ‘..in de andere grote godsdiensten zijn er parallellen aan de christelijke catalogus van deugden en ondeugden’. Hij vraagt zich af of er volgens de moraal van de wereldgodsdiensten niet zoiets als universele zonden zijn, een soort globale ondeugden en gelukkigerwijs, ook globale deugden.[xxxvi] Voor hem drukt de Declaratie van de ‘World Conference of the Religions of Peace’ in 1970 in Kyoto op een bewonderenswaardige wijze uit wat een concrete universele basisethiek zou kunnen zijn, een mondiale ethiek van de grote wereldreligies in dienst van de globale samenleving.[xxxvii]
In de persconferentie in de VN in New York bij de lancering van zijn boek [xxxviii] stelde Küng dat de Verenigde Naties een enorme bijdrage aan globale vooruitgang gemaakt heeft door haar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarop volgende Verklaringen en activiteiten in dat domein. Niettemin een wereldethiek, die meer is dan alleen maar rechten, ontbrak nog. Rechten bestaan op het niveau van wetten en sancties. Hoewel die belangrijk zijn, maken de afwezigheid van eerlijkheid, innerlijke overtuiging en onvoorwaardelijke criteria het moeilijk om mensenrechten te verwezenlijken. Bijgevolg heeft volgens Küng de wereld een ethische basis nodig om de mensenrechten veilig te stellen. Paus Franciscus heeft die lacune recentelijk voor een belangrijk deel opgevuld met zijn encycliek ‘Laudatio Si’, onder andere door ecologische en sociale rechtvaardigheid te integreren.
Het Vaticaan. Uit eigen observatie en bevestigd door Robert Muller [xxxix]worden de Katholieke Kerk en de Verenigde Naties vaak in hetzelfde licht beoordeeld, omdat ze beide mondiaal in omvang zijn, het menselijke leven hoogachten en zoeken naar wat uiteindelijk goed is voor de mensheid. Volgens Muller zijn ze allebei uitermate effectief op lange termijn. Ze bevorderen de ethiek en de evolutie van de mensheid. Het is via de Verenigde Naties dat het Vaticaan, als Waarnemend Lid, een actieve rol speelt in de formulering van het beleid van de Verenigde Naties. Overeenkomstig de Sociale Leer van de Kerk, liggen de posities van het Vaticaan heel dicht bij het progressieve beleid van de Verenigde Naties op de gebieden van vrede, mensenrechten en sociaaleconomische ontwikkeling, waaronder solidariteit met de arme landen, armoedebestrijding en milieubescherming. Een uitzondering vormen bevolkingsvraagstukken, waar het Vaticaan terughoudend is in de toepassing van geboortebeperking.
Als gevolg van een verzoek van het Tweede Vaticaanse Concilie, richtte Paus Paulus VI in 1967 de Pauselijke Commissie ‘Justitia et Pax’ op met het doel de katholieke gemeenschap te stimuleren ontwikkeling in arme streken en sociale rechtvaardigheid op het internationale toneel te bevorderen. Tien jaar later werd deze Commissie gepromoveerd tot ‘Pontifical Council for Justice and Peace’. Onder haar jurisdictie is in 2012 een rapport verschenen over de hervorming van het mondiale financiële systeem.
De pauselijke encycliek ‘Populorum Progressio’(1967) gaat over de ontwikkeling van volken, in rechtvaardigheid, solidariteit en liefde. In deze encycliek bracht paus Paulus VI deze drie begrippen in subtiel evenwicht, een nevenschikking. In recentere teksten zoals het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (2004) wordt de rechtvaardigheid ondergeschikt aan zowel de liefde als de solidariteit. Volgens RK Nieuwsnet is de inhoud van deze encycliek nog altijd fris en actueel. [xl]
Paus Johannes Paulus II liet een trilogie van sociale encyclieken na: Laborem exercens (1981), Sollicitudo rei socialis (1987) en tenslotte Centesimus annus (1991). Mede daaruit is gestaag een katholieke sociale leer gegroeid die op een samenhangende manier is uiteengezet in het in 2004 door de Pauselijke Raad Justitia et Pax gepresenteerde’ Compendium van de Sociale Leer van de Kerk’.[xli]
In de encyclieken Pacem in Terris en Populorum Progressio, heeft de Rooms-Katholieke kerk blijk gegeven van een zekere relativering van de nationale soevereiniteit en daarmee van een internationalistisch te noemen benadering.
In zijn boodschap ‘In Waarheid, Vrede’ voor de 1 januari 2006 Wereldvrededag, pleitte Paus Benedictus XVI voor de versterking van de internationale rechtsorde en van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties. Paus Benedictus XVI drukt hierin zijn steun uit voor het internationale humanitaire recht en spreekt opnieuw het vertrouwen van de Kerk uit in de Verenigde Naties.[xlii]
Paus Benedictus XVI vaardigde zijn derde, maar eerste sociale encycliek op 29 juni 2009 uit: ‘Caritas in Veritate’.[xliii] Deze gaat onder meer over globalisering, milieuproblematiek en de economische onrechtvaardigheden die leidden tot de wereldwijde financiële crisis. Het is een indrukwekkend document en ik citeer de laatste zin uit hoofdstuk 5: ‘De Samenwerking van de Menselijke Familie’: ‘De integrale ontwikkeling van volken en internationale samenwerking vereisen de schepping van een krachtiger internationale orde, gekenmerkt door subsidiariteit, voor het beheer van de globalisering. Ze vereisen eveneens de oprichting van een sociale orde die uiteindelijk overeenkomt met de morele orde, met de relatie tussen morele en sociale sectoren en met de relatie tussen politiek en de economische en civiele sectoren, zoals beoogd door het Handvest van de Verenigde Naties’.[xliv] Het handelingenmotief van de geëngageerde christen moet de belangeloze liefde zijn. De barmhartige Samaritaan is daarvoor het voorbeeld.’ Verder: ‘De liefde is niet vrijblijvend en vraagt om georganiseerde actie’. In Nederland was er grote belangstelling voor een symposium over deze encycliek, bijgewoond door nationale bekendheden. Terwijl Benedictus XVI een duidelijke scheiding in zijn encycliek leek aan te brengen tussen enerzijds liefde en barmhartigheid, en concrete maatschappelijke actie voor gerechtigheid aan de andere kant, vond een belangrijke groep deelnemers dat liefde en rechtvaardigheid niet zonder elkaar kunnen.[xlv]
3.2 Religieuze ontwikkelingen, mededogen, liefde en transcendentie
Een interessante samenvatting en vergelijking van de verschillende godsdiensten is te vinden in Stephen Prothero’s boek: ‘God is Niet Eén’.[xlvi] Drie hardnekkige ideeën wil Prothero bestrijden: dat alle religies één zijn, dat alle religies slecht zijn, dat één bepaalde religie slecht is. Goede en slechte godsdiensten bestaan niet, goede en slechte uitwerkingen wel. Hij vat het christendom samen als ‘de weg van de redding’ [xlvii], het hindoeïsme als ‘de weg van de verering’, het boeddhisme als ‘de weg van het ontwaken’ en de Islam als ‘de weg van de onderwerping’. De laatste is ontworpen, zo lijkt het, om ‘de trotsaard tot nederigheid te dwingen’. Een bron van ongenoegen voor Prothero is de ‘wijze waarop in de Koran wraakzucht en mededogen zo nauw met elkaar zijn verknoopt dat de eerste de tweede lijkt te wurgen’. Ook het Jodendom en het Christendom kennen flink wat ‘teksten van angst’. Alle grote religies zijn volgens Prothero in laatste instantie familie van elkaar, maar eerder verre neven en nichten dan broers en zussen. ‘Wat ze allemaal bewerkstelligen of zouden moeten bewerkstelligen, is een besef van nederigheid’. Hoe gaan we het dilemma van nederigheid en eerder geconstateerde ‘dikke-iks’ oplossen!?
Er zijn aanwijzingen dat christenen beduidend meer aan waarden en normen hechten dan atheïsten. De Canadese socioloog Reginald Bibby constateerde dat er een gat van 32 % is tussen christenen en atheïsten als het gaat om vergevingsgezindheid (84 versus 52%), 28 % bij vrijgevigheid (67 versus 39 %) en 33 % bij geduld ( 72 versus 39 %). Bij de zorg voor de medemens is de achterstand van niet-christenen minder groot: 19 %; aandacht voor het gezinsleven: 23 %; vriendelijkheid: 16 %. Het kleinst is het verschil als het om eerlijkheid gaat: 5 %. Dat christenen meer aandacht hebben voor de betekenis van waarden en normen heeft volgens Bibby te maken met de opvoeding van thuis en de invloed van de kerkelijke gemeente of groep. Dat atheïsten minder hechten aan waarden en normen zou komen doordat zij geen veilige omgeving hebben waarin ze zich die normen kunnen eigen maken.[xlviii]
Een grootschalig sociologisch onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel gaf aan dat overtuigde gelovigen tot de gelukkigste mensen behoren. Enkele valabele redenen die van buitenaf vastgesteld kunnen worden zijn dat overtuigde gelovigen een houvast hebben, ingeschakeld zijn in een gemeenschap en beschikken over een zingevingskader om met de eindigheidservaring van lijden en dood om te gaan. Een andere, innerlijke, reden is volgens de religie dat ze zich vergezeld weten van Iemand.[xlix].
De deugdethiek heeft veel te danken aan het christendom. Het is nog maar een halve eeuw geleden dat religie voor het merendeel van de Nederlandse bevolking de kleine en grote levensstappen aanstuurde. Dat is ingrijpend veranderd, vooral in termen van praktische geloofsbeleving, die nu bij katholieken in Nederland minder dan tien percent bedraagt. En zowel kennis als praktiseren neemt bij elke volgende generatie af. Voor de meeste jongeren, hoewel ze nog in ‘iets’ geloven, heeft de kerk weinig of geen praktische betekenis. Enkele karakteristieken van de christelijke moraal, zoals eenvoud, nederigheid en gehoorzaamheid stroken niet goed met de verworvenheden van vrijheid en autonomie. Niettemin schijnt er een sterk gevoelde behoefte te bestaan aan een moreel kader. Gedurende het Rijke Roomsche Leven was er een heel scala aan faciliteiten om deugden te promoten en te beoefenen, zoals de rozenkrans, het gebed, de heiligen als rolmodel, bedevaarten, etc. Wat doen we met deze immense religieuze erfenis!? Kunnen we sommige rijke tradities van het christelijke geloof moderniseren en ten nutte maken voor de moderne mens?
De wereldgodsdiensten zoeken steeds meer toenadering tot elkaar en positieve wederzijdse beïnvloeding zal daar het gevolg van zijn. Het is waarschijnlijk dat daar een zekere ethische consensus uit voort zal komen, zoals eerder aangegeven door Küng. In 1986 nodigde Paus Johannes Paulus II vertegenwoordigers van de grote wereldgodsdiensten uit voor een interreligieuze dialoog in Assisi, geboorteplaats van de heilige Franciscus.
Daarna werd de organisatie van deze jaarlijkse bijeenkomst toevertrouwd aan de St. Eugidius Gemeenschap.[l] Deze bijeenkomsten gelden als de belangrijkste in hun soort omwille van de rang en de verscheidenheid van de enkele honderden deelnemers.
In 1970 is de World Conference on Religion and Peace (WCRP, Engelse bijnaam ‘Religions for Peace’) opgericht, een beweging die zowel op nationaal als op internationaal vlak vrede nastreeft. De WCRP was in 1960 geconcipieerd door vier Amerikaanse godsdienstige leiders en startte zijn werkzaamheden in 1970. Deze Wereldconferentie heeft een regionale en nationale set-up en zo’n 70 landen zijn lid. Het secretariaat is in New York. In november 1994 vond de zesde algemene vergadering plaats in het Vaticaan.
De ‘wet’ van het mededogen, barmhartigheid, ook wel de ‘Gulden Regel’ genoemd, werd voor het eerst geformuleerd door Confucius in de 5de eeuw vóór Christus. De regel zegt, negatief gesteld : ’Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Positief gesteld: ‘Doe of laat voor een ander wat je graag hebt dat de ander voor jou doet of laat’. Mededogen is een antidotum tegen egoïsme. Volgens ingewijden is het de grote gemene deler van de wereldgodsdiensten. Tegen deze achtergrond heeft de bekende katholieke schrijfster over religie, Karen Armstrong, in samenwerking met wereldreligies, een mondiaal Charter van Mededogen gelanceerd in 2009.[li]
In een interview met Peter Giessen van de Volkskrant [lii] stelde Armstrong dat de westerse mens een verwrongen beeld heeft van religie. Godsdienst wordt gezien als het geloof in dogmatische leerstellingen, die zich niet verdragen met een wetenschappelijk wereldbeeld. Confucius, Boeddha, Jezus en Mohamed waren volgens haar geen theologische scherpslijpers. Zij streefden veeleer naar een praktisch doel. Hun volgelingen moesten hun egoïsme overwinnen en compassie tonen tegenover de medemens. Daarom kent elke godsdienst ook een variant op de Gouden Regel.
Op 31 oktober 2008 gaf Armstrong de 26ste van der Leeuw-lezing in de Groningse Martinikerk onder de titel ‘Handvest voor het Mededogen’. Een uittreksel: ‘ … de veiligste manier om ons van egoïsme te ontdoen was om voortdurend mededogen aan te kweken. In ons mededogen leren wij met de ander mee te voelen, onszelf te onttronen als middelpunt van onze wereld en daar een ander te plaatsen. In de kern van alle grote religies vinden we dan ook het ideaal van mededogen’. Onze uitdaging is hoe we de Gulden Regel mondiaal kunnen vertolken. Het belang van mededogen is in de godsdiensten vaak versluierd. Daarom heeft Armstrong aan de opstelling, lancering en verbreiding van het Handvest van het Mededogen gewerkt in een commissie van religieuze leiders uit de drie Abraham-godsdiensten. Dit Handvest geeft ook praktische wenken om mensen bewust te maken van de geest van de Gulden Regel, die de kern van al onze grote tradities vormt. Mededogen, zegt Armstrong, is niet alleen meer een verheffende keuze. Het is inmiddels wezenlijk voor ons voortbestaan: wij leven in een wereld die gevaarlijk is gepolariseerd. In haar boek ‘Twelve Steps to a Compassionate Life’ werkt ze uit hoe mensen meer mededogen in de omgang met anderen kunnen brengen. Dit geldt ook voor groepen, organisaties en landen.[liii]
Barmhartigheid komt tot uiting in de bejegening van de ander, maar begint met barmhartigheid jegens onszelf en de acceptatie van onze imperfectie.[liv] In ons streven naar transcendentie kunnen we ons beter richten op dat waaraan we ontstijgen – egoïsme, hebzucht, haat en destructieve angst. Wij allen – seculier of godsdienstig – hebben de taak een wereldgemeenschap op te bouwen waarin de volkeren in harmonie en respect kunnen samenleven. De toepassing van de Gulden Regel hoeft geen bittere plicht te zijn. We kunnen en moeten er een spiritueel proces van maken, dat ons tot verlichting zal brengen.[lv]
Liefde is de koningin onder de deugden. De titel van de encycliek van Paus Paulus II stelt dat God Liefde is. Volgens die encycliek ( Deus Caritas Est) en volgens deugdethicus Comte-Sponville zijn er drie soorten liefde: eros (kalver- en eigenliefde), philia (wederkerige liefde of vriendschap) en liefde puur voor de ander, agapè of caritas. Alleen de laatste, mogelijk de laatste twee zijn deugden. Het blijkt dat liefde/caritas een sleutelrol vervult in de deugdethiek. Zij is volgens Comte-Sponville en anderen de alfa en omega van alle deugden en is volgens Taylor ook het beste medicijn tegen ondeugden! Er zijn onmetelijk veel en mooie boeken, romans, gedichten en andere culturele uitingen over de drie vormen van liefde, waar we graag verder naar verwijzen. Compassie is de laagste vorm van echte liefde. Romantiek, verbonden met Eros, is waarschijnlijk het meest bezongen begrip in de westelijke wereld. Jan Drost schreef daar een boek over.[lvi] Hij zegt dat romantische idealen, hoe irrealistisch ook, grote invloed hebben op ons denken. Ongeluk en teleurstellingen zijn het gevolg. ‘Romantiek is een vijand van de (echte) liefde en is levensgevaarlijk’ ! In ieder geval lijkt het dat men al bijna deugdzaam moet zijn om duurzaam succesvol met het grote levensgeschenk van de lichamelijke liefde om te gaan, buiten en in het huwelijk. Drost zegt verder dat er minder eigenlijk typische vrouwelijke of mannelijke idealen zijn dan we gewoonlijk denken, ze verpakken zich alleen anders.
Een ander mogelijk element in de strategie van de deugdethiek is inspiratie en transcendentie. Om zich in het dagelijkse leven op het hogere te kunnen blijven richten, heeft men inspiratie nodig. Er zijn diverse inspiratiebronnen: kunst, religie, meditatie, mededogen, optimisme, positivisme, enthousiasme, deugden, waarden, plichtsbesef, liefde, sport, esthetica, schoonheid, kunst, religie, meditatie, passie voor perfectie, gelukscultuur en nog meer. Esthetica, schoonheid, fungeert voor velen als bron van inspiratie voor transcendentie. Zonder het bestaan van grotere of kleinere problemen te willen ontkennen( ‘elk huisje heeft zijn kruisje’), kan toch gezegd worden dat de meeste westerlingen een leven van welvaart en welzijn kennen. En volgens de studies van Ruut van Veen, ook geluk. De moderne welgestelde mens wordt voortdurend of regelmatig begenadigd door plezierige, positieve impulsen op zowel materieel als geestelijk terrein. Dit kan, naast onmiddellijk genoegen, ook een bron van dankbaarheid en inspiratie vormen en tot morele verheffing en verheven gedrag leiden
Transcendentie, het zichzelf overstijgen, heeft naast religieuze aspecten, een belangrijke rol in het formuleren van idealen en het zichzelf vervolmaken. De wens om uit te blinken, de passie voor perfectie op welk terrein dan ook, sport, school, werk of kunst, houdt hier direct verband mee. Noem het ook bevlogenheid. Het verhoogt de inzet en (re)motiveert als men er naar streeft het best mogelijke resultaat onder gegeven omstandigheden te verwezenlijken. Dat geldt zeker in de sport, waar de drang naar excellentie en topprestaties geprononceerd is. En of men in de prijzen valt of niet, deelname aan de race naar top performance geeft een kick op zichzelf.
Afgezien van eventuele beloningen, heeft de uitdaging van deugdzaam gedrag zijn eigen beloning. Men kan zichzelf opnieuw motiveren door naar hogerwaardig gedrag te streven, een belangrijke psychologische factor in de opwaardering van een deugdcultuur. Kortom, de ‘search for excellence’ is op zichzelf een motief voor hoogstaand gedrag, waarbij het gelijkenis vertoont met ‘goede wil’ en bevlogenheid. Het is de voldoening een werk uitstekend gedaan te hebben. Zoals een spreuk in een golfcentrum las: ‘The true reward of a thing well done, is to have done it”. Het geldt ook voor ons dagelijks gedrag.
In de Amerikaanse ‘personality culture’ is men gericht op topprestaties in het persoonlijke en professionele leven . Een voorbeeld is het boek van Stephen Covey ‘The Seven Habits of Highly Effective People’. [lvii] In de benadering van Seligman/Peterson zijn de ‘7 Habits een ‘situational theme’, gericht op arbeid en professionele prestatie. Werken op zich, hard werken, is in bepaalde culturen een deugd. Denk aan Max Weber en zijn boek over de protestantse ethiek en de opkomst van het kapitalisme. En zie de voortvarendheid van de Chinese economie, waarbij volgens de traditionele Chinese filosofie, ieder individu de Hemelse Opdracht heeft zijn talenten in de loop van het leven te verdubbelen. Ook in de Amerikaanse samenleving wordt hard werken gewoonlijk als een deugd gezien.
Eén van de markantste beschrijvingen daarvan wordt gegeven door David Llandes. Ik citeer: ‘Optimism and Positivism. Keep Trying. You want high productivity ? Then you should live to work and get happiness as a by-product. Not easy. The people who live to work are a small and fortunate elite. But it is an elite open to newcomers, self-selected, the kind of people who accentuate the positive. In this world the optimists have it, not because they are always right, but because they are positive. Even when wrong they are positive, and that is the way of achievement, correction, improvement and success. Educated, eyes-open optimism pays; pessimism can only offer the empty consolation of being right. The one lesson that emerges is the need to keep trying. No miracles. No perfection. No millennium, no apocalypse. We must cultivate a sceptical faith, avoid dogma, listen and watch well, try to clarify and define ends, the better to choose means’.[lviii]
Kahlil Gibran zegt het prachtig in ‘De Profeet: ‘Werk is zichtbaar gemaakte liefde’!
Als we uit willen munten, ons perfect willen gedragen, kan dat ook op het gebied van het leven in het algemeen door levenskunst te beoefenen, het vermogen in vóór- en tegenspoed het leven positief te blijven waarderen.[lix]
Bewust of onbewust streven veel mensen ernaar om van hun leven een kunstwerk te maken. Door de individualisering en de bescheidener rol van de religie, is de verantwoordelijkheid voor het eigen leven groter geworden. Bijgevolg is het belangrijk levenskunst onder de knie te krijgen. Maar om daar in te slagen helpt het over een (deugd)ethische basis te beschikken. Er is een nauwe relatie tussen levenskunst en (deugd)ethiek. Levenskunst, zo zegt Aristoteles, is voor een belangrijk deel gebaseerd op deugdzaam gedrag. Echte levenskunstenaars zullen een aantal deugden in zich verenigen die hun eigen leven en dat van anderen duurzaam zal veraangenamen.
Van velerlei kanten wordt betoogd dat humor, een deugd voor Comte-Sponville, een essentieel goed is in de omgang tussen mensen. En een onmisbaar ingrediënt voor het recept levenskunst. Pure humor, niet sarcasme of ironie, is positief, plaatst zaken in perspectief en lacht met de dingen die je belangrijk vindt. In andere woorden humor relativeert ernst. Het is een tovermiddel om stress en intermenselijke spanningen te verminderen. Volgens Amos Oz, een Israëlische schrijver, is humor een potent geneesmiddel tegen fanatisme, dat is de wens anderen mensen te dwingen tot overname van jouw ideeën. (Het tweede geneesmiddel is verbeeldingskracht).[lx] Humor is ingrijpend en kan aangeleerd worden. Zijn heilzame werking is zo doordringend dat het thuis hoort in de gereedschapskist van iedere levenskunstenaar.
Volgens de deugdethiek is er geen eigenlijke vrijheid bij het ‘vrij zijn van’, maar bestaat echte vrijheid pas in de vorm van een ‘vrij zijn tot’, d.w.z. vrijwillig de verplichtingen op je nemen die bij een verantwoord leven horen.
Geen twijfel dat vrijheid één van de hoogste waarden in onze maatschappij is. ‘Vrijheid van’ dat kan zeggen: geen inmenging in je leven door buitenstaanders, vrij zijn van verplichtingen, vrij om de inrichting van je eigen leven zelf te bepalen.
Een doorgeschoten vrijheid evenwel (vrij zijn van) leidt tot narcisme, egoïsme en hebzucht. Hier presenteert zich een probleem: vrijheid en individualisering zijn begerenswaardig, maar het is moeilijk goed te functioneren en gelukkig te zijn in sociaal isolement. Ondanks de risico’s is het onwaarschijnlijk dat de historische tendens naar meer vrijheid afneemt. Integendeel. individualisering is een belangrijke sociale kracht van deze tijd en verantwoordelijkheid voor het geheel is een logische volgende stap in onze cultuur van individualisering. Dit proces is in principe ontwikkeling van het bewustzijn. Zo beschouwd is het niet logisch om ervan uit te gaan dat voortschrijdende individualisering uitloopt op losbandigheid en onverschilligheid. Het logische vervolg is dat een beter ontwikkeld persoonlijk bewustzijn leidt tot aanvaarding van meer verantwoordelijkheid voor het geheel”.
Een doorgeschoten vrijheid evenwel (vrij zijn van) leidt tot narcisme, egoïsme en hebzucht. Hier presenteert zich een probleem: vrijheid en individualisering zijn begerenswaardig, maar het is moeilijk goed te functioneren en gelukkig te zijn in sociaal isolement. Ondanks de risico’s is het onwaarschijnlijk dat de historische tendens naar meer vrijheid afneemt. Integendeel. individualisering is een belangrijke sociale kracht van deze tijd en verantwoordelijkheid voor het geheel is een logische volgende stap in onze cultuur van individualisering. Dit proces is in principe ontwikkeling van het bewustzijn. Zo beschouwd is het niet logisch om ervan uit te gaan dat voortschrijdende individualisering uitloopt op losbandigheid en onverschilligheid. Het logische vervolg is dat een beter ontwikkeld persoonlijk bewustzijn leidt tot aanvaarding van meer verantwoordelijkheid voor het geheel”.[lxi]
3.3 Culturele en sociaal- psychologische ontwikkelingen
Volgens de deugdethiek is er geen eigenlijke vrijheid bij het ‘vrij zijn van’, maar bestaat echte vrijheid pas in de vorm van een ‘vrij zijn tot’, d.w.z. vrijwillig de verplichtingen op je nemen die bij een verantwoord leven horen.
Geen twijfel dat vrijheid één van de hoogste waarden in onze maatschappij is. ‘Vrijheid van’ dat kan zeggen: geen inmenging in je leven door buitenstaanders, vrij zijn van verplichtingen, vrij om de inrichting van je eigen leven zelf te bepalen. Een doorgeschoten vrijheid evenwel (vrij zijn van) leidt tot narcisme, egoïsme en hebzucht. Hier presenteert zich een probleem: vrijheid en individualisering zijn begerenswaardig, maar het is moeilijk goed te functioneren en gelukkig te zijn in sociaal isolement. Ondanks de risico’s is het onwaarschijnlijk dat de historische tendens naar meer vrijheid afneemt. Integendeel. individualisering is een belangrijke sociale kracht van deze tijd en verantwoordelijkheid voor het geheel is een logische volgende stap in onze cultuur van individualisering. Dit proces is in principe ontwikkeling van het bewustzijn. Zo beschouwd is het niet logisch om ervan uit te gaan dat voortschrijdende individualisering uitloopt op losbandigheid en onverschilligheid. Het logische vervolg is dat een beter ontwikkeld persoonlijk bewustzijn leidt tot aanvaarding van meer verantwoordelijkheid voor het geheel”.[lxi]
Niet iedereen is zo optimistisch over de evolutie van de vrijheid. De christelijke politieke partijen CDA en CHU zien verdere individualisering als een verloedering en geven prioriteit aan traditionele solidariteit.
De resultaten voor Frankrijk van het traditioneel negenjarig onderzoek ‘European Values Study’ kan hier mogelijk opheldering verschaffen: “Het onderzoek geeft een maatschappij aan die steeds meer geïndividualiseerd is: maar als de burgers steeds meer prijs stellen op hun autonomie, hun zelfverwezenlijking en persoonlijke keuzes, zijn ze toch niet meer individualistisch en aanhangers van ‘iedereen voor zichzelf ‘geworden over de afgelopen dertig jaar”.[lxii] Het is dus wel individualisering, maar geen individualisme, d.w.z. doorgeschoten individualisering.
Er lijkt dus niets verkeerds, integendeel, met individualisering in de trant van verwezenlijking van persoonlijke kwaliteiten en potentieel. Deze individualisering dient gecompenseerd te zijn door een besef van de ander. Volgens de Zuid Afrikaanse schrijfster Antjie Krog is de cultuur van het individu één van de taaiste westerse mythen. Waar de westerse mens genoeg heeft aan zichzelf, staan in het bewustzijn van de Afrikaan juist zijn betrekkingen met de gemeenschap centraal. Het gaat om evenwicht op alle niveaus zoals verleden en toekomst, ik en omgeving.[lxiii] Volgens de Afrikaanse filosofie is ‘ de persoon geen persoon zonder anderen’ ,“umuntu ngumuntu ngabantu”. Is het mogelijk dat we door nog specifieker individueel te worden, we zullen erkennen dat we alleen ons kunnen vervolmaken via de ander!?
Filosoof Marjan Slob stelt in haar boek ‘Een Ander Ik: Technologisch Ingrijpen in de Persoonlijkheid’ dat recent onderzoek in de neurowetenschappen laat zien dat onze hersenen letterlijk gevormd worden door onze omgeving en dat we pas werkelijk mens worden in wisselwerking met andere mensen en onze omgeving.[lxiv]
Paulo Coelho in zijn roman ‘Elf Minuten’ heeft hier een interessant citaat over: “de liefde bevindt zich niet in de ander, maar zit in onszelf; wij maken de liefde in ons wakker. Maar om haar wakker te kunnen maken hebben we de ander nodig. Het universum krijgt pas betekenis wanneer we iemand hebben om onze gevoelens mee te delen”.[lxv]
Het intensieve gebruik van sociale media zoals Twitter en Facebook lijkt er op te wijzen dat we onze individuele belevingen toch heel graag met anderen delen, net als vroeger, maar op een andere manier. De trend naar meer autonomie en individualisering en de parallelle behoeften aan sociale inbedding zal niettemin een uitdaging zijn aan de deugdcultuur om beide fenomenen in optimaal en dynamisch evenwicht te realiseren.
We streven gewoonlijk naar optimalisering van individueel geluk en maatschappelijk welzijn. Het geluk is geen deugd, maar onder de stroming van het Utilisme, is het doel van de ethiek: ’het grootste geluk voor het grootste aantal mensen’. Hoe word je gelukkig!? Waarschijnlijk zijn er verschillende soorten geluk en veel manieren om gelukkig te worden. Het streven naar geluk is een belangrijk gedragsmotief en houdt sterk verband met de deugdethiek. Aristoteles zag een gelukkig leven (eudamonia) als doel van de deugduitoefening.
Tot recentelijk is het inkomen per hoofd van de bevolking als maatstaf genomen voor het ontwikkelingsniveau van landen en volkeren. Het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) heeft in de jaren negentig van de vorige eeuw het meetbare begrip ‘human development’ geïntroduceerd. Naast het per capita inkomen omvat dit begrip het niveau van onderwijs en van gezondheidszorg. Momenteel zijn er pogingen, onder andere door de Britse en Franse regeringen, om welzijn/geluk als maatstaf voor de ontwikkeling van een land te nemen. Bhutan heeft dit concept al als graadmeter van de ontwikkeling van het land aangenomen. Seligman heeft zijn eerdere theorie dat het om geluk (happiness) gaat, aangepast en daarvoor in de plaats het begrip ‘welzijn’ (well-being) geïntroduceerd. Geluk hangt naar zijn idee teveel van levensvoldoening en vrolijke stemming af en staat te dicht bij monisme. Welzijn heeft een aantal kenmerken die het van geluk (happiness) onderscheiden. De vijf elementen van welzijn: positieve gevoelens, engagement, zingeving, prestaties en positieve relaties, waarvan de laatste twee aan de eerste drie criteria voor ‘happiness’ zijn toegevoegd.[lxvi]
Geluk in onze cultuur verlengt het leven van gezonde mensen met zo’n zeven en een half tot tien jaar doordat ze minder stress ervaren. Sinds de opkomst van de positieve psychologie eind vorige eeuw, zijn geluksstudies tot een algemene conclusie gekomen dat duurzaam geluk meetbaar is en dat je ‘gelukkig zijn’ kunt leren. Onderzoeken van de Amerikaanse psychologen Martin Seligman, Barbara Frederickson en Sonja Lyubomirsky geven aan dat positieve gevoelens die voortkomen uit persoonlijke vaardigheden en deugden iemands zogeheten blijvende geluksniveau verhogen.[lxvii] De succesvolste therapievorm is de cognitieve therapie, die ervan uitgaat dat je door je denken je emoties kunt bijsturen. De mens heeft als cognitief wezen zijn emoties tot op zekere hoogte in de hand. Voor gelukspsychologen is materieel genot de laagste vorm van geluk. Belangrijker dan plezier is ‘voldoening, zingeving’, weten waar je competenties liggen en die optimaal benutten.
Ruut Veenhovenhttp://www2.eur.nl/fsw/research/veenhoven, emeritus ‘geluksprofessor’ aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, zegt het als volgt: ‘Voor de handhaving van de levensvoldoening moeten er regelmatig uitdagingen zijn. Geluk is een bijproduct van optimaal functioneren en we functioneren nu eenmaal beter als iets van ons wordt gevraagd’. Er zijn talloze adviezen om gelukkig te worden, maar ze zijn niet altijd simpel. De belangrijkste is dat je geluk niet keihard moet nastreven, want het is een reis, geen bestemming, een proces, geen doel. Geld is niet echt belangrijk, ben creatief en dankbaar voor de goede dingen.
De verschillen in duurzaam geluk tussen mensen worden voor zo’n vijftig procent bepaald door erfelijke eigenschappen. Levensomstandigheden bepalen voor rond tien procent het geluksniveau. Op de andere 40 procent heb je door je denken en doen dus wel invloed. Vanuit evolutionair standpunt staan we meer open voor negatieve signalen dan voor positieve. Tegenover elke negatieve ervaring , moeten drie tot vijf positieve staan om te kunnen floreren. De meeste mensen hebben er maar twee en kunnen daarmee redelijk uit de voeten, zonder dan te floreren.[lxviii] Een belangrijke constatering is dat we ons te veel bezig houden met toekomst en verleden en relatief te weinig met hoe we ons op dit moment voelen. ‘Het geloof in de maakbaarheid van het geluk is sterker dan ooit tevoren. Geluk staat bloot aan mechanismen die we niet helemaal zelf in de hand hebben. De belangrijkste is de oermenselijke eigenschap van gewenning. Hoe langer het geluk duurt, hoe meer we eraan gewend raken, en hoe meer we willen. Een andere belemmering is het mechanisme van de sociale vergelijking waar moeilijk aan te ontsnappen valt. De lijst van factoren die geluk aanjagen is lang. Gezondheid is een belangrijke factor, net als de mate waarin we anderen vertrouwen. Verder een vaste partner, opleiding, democratisch land, uiterlijk, allemaal externe factoren die moeilijk te veranderen zijn.’[lxix] De lijst van eigenschappen voor het verwerven van geluk eindigt met gevoel van zelfwaardering en optimisme. En aan die laatste eigenschap, optimisme, koppelen de positieve psychologen hun maakbaarheidsfilosofie. Geluk is dus niet alleen verbonden met de levensomstandigheden en de levenswijze. Ook van de manier waarop mensen hun leven bezien.
Het glas kan inderdaad half vol of half leeg zijn. Een optimistische levenshouding ligt vaster dan we denken, is verankerd in de persoonlijkheid. Een optimistische levenshouding hoort bij een open persoonlijkheid, bij eigenschappen als extraversie, nieuwsgierigheid, bij de bereidheid risico’s te nemen, bij openstaan voor ervaringen. De basisdimensies van de persoonlijkheid kunnen in de loop van het leven iets veranderen, maar zijn relatief duurzaam. De suggestie van maakbaarheid is daardoor een tragische belofte: juist degenen die haar nodig hebben, kunnen niet een – twee – drie hun persoonlijkheid veranderen. De kern van de overtuiging van de positieve psychologen is niettemin waar: de manier waarop je in het leven staat, de perceptie van heden, verleden en toekomst kleurt je ervaringen. Het is een menselijke vrijheid: het vermogen zelf je houding te kiezen, in welke omstandigheden dan ook. [lxx] De psychologen Ed Diener en Martin Seligman constateerden in hun onderzoek dat de opvallendste eigenschap van de gelukkigste mensen was hun verbondenheid met anderen. En de tweede bijna universele karakterovereenkomst van gelukkige mensen ligt in het verlengde van die verbondenheid: sociale en emotionele begaafdheid.[lxxi]
Positivisme is de levensfilosofie zoals uitgedragen door Norman Vincent Peale in de naoorlogse jaren, vooral in de Verenigde Staten. Zijn boek ‘The Power of Positive Thinking’ is in tientallen miljoenen exemplaren verspreid geweest. Hij stelt dat door geestelijke energie in je denken in te brengen je boven problemen kunt uitstijgen die je normaal zouden verslaan. Het geheim is om je geest te vullen met gedachten van overtuiging, vertrouwen en geborgenheid. Dat zal alle gedachten van twijfel en gebrek aan vertrouwen uitdrijven. Zijn positivisme stelt het volgende: ‘Er is een diepe tendens in de menselijke natuur om datgene te worden wat wij onszelf verbeelden of voorstellen. De positieve denker stuurt continu positieve gedachten rond, samen met sterke mentale beelden van hoop, optimisme en creativiteit. Hij beïnvloedt de wereld om hem heen op een positieve manier en heeft de sterke neiging positieve resultaten naar zich toe te trekken’.[lxxii]
Peale heeft grote invloed uitgeoefend in de V.S. en een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een algemene positieve Amerikaanse ‘spirit’. Twee andere boeken van zijn hand zijn: ‘Enthusiasm Makes the Difference’ (1967) en ‘The Positive principle Today’ (1976). Hij heeft praktische richtlijnen opgesteld voor succes in de sociale omgang, zoals: ‘Twelve ways of winning people to your way of thinking’, nine ways to change people’ and ‘six ways to make people like you’.
Er is een nauwe relatie tussen positivisme en hoop. Het bekende Engelse weekblad ‘The Economist’, in haar Editorial van 18 december 2010, erkent de enorme kracht van positief denken en optimisme voor de economische en politieke toestand van de wereld. Terwijl het westen de afgelopen 400 jaar een overwicht had op de rest van de wereld in termen van optimisme, is volgens de Economist het fenomeen ‘hoop’ op stap gegaan: in belangrijke opkomende landen is tussen de 45% (India) en 87 % (China) van de bevolking optimistisch over de toekomst, terwijl dit nog maar slechts 25 tot 30 % is in de westerse wereld. De gevolgen voor economie en politiek zijn volgens de Economist enorm.[lxxiii]
In een interview van de Volkskrant met Roland van der Vorst over zijn boek ‘Hoop. Hoe We door de Toekomst Worden Verleid’[lxxiv] geeft de schrijver aan dat hoop een fundamentele drijfveer is. In plaats van een angstperspectief, geeft hoop een verheugend perspectief en positieve energie. Van der Vorst onderscheidt vier soorten hoop: christelijke, prestatie-, gemoeds- en gelegenheidshoop.
Steun voor een positieve benadering van het leven komt, naast Positieve Mentale Instelling van de Peale-beweging, ook van de reeds genoemde stroming van de positieve psychologie, ontwikkeld door Martin Seligman en collegae sinds 2000. Het doel van de Positieve Psychologie is om een verandering tot stand te brengen in de psychologie, waarbij men van de preoccupatie om de ergste dingen in het leven te repareren zich ook gaat bezighouden met het opbouwen van de beste kwaliteiten in het leven: moed, vooruitzien, optimisme, sociale kwaliteiten, vertrouwen, arbeidsethos, hoop, eerlijkheid, volharding, de capaciteit voor ‘flow’ en inzicht, om er enkele te noemen. Dit zijn bijna allemaal deugden! Seligman beweert dat een groot deel van de preventieve taak in deze eeuw bestaat uit het ontwikkelen van de wetenschap van menselijke kracht, die tot taak zal hebben om te begrijpen en te leren hoe je deze kwaliteiten in kinderen en volwassenen aan kunt leren. Positieve gevoelens die voortkomen uit persoonlijke vaardigheden en deugden verhogen iemands zogeheten blijvende geluksniveau.
We vinden hier dezelfde preoccupatie met de promotie van de beste kwaliteiten in het leven als in de deugdcultuur. Zoals we zagen hebben Peterson en Seligman een wetenschappelijke benadering gedefinieerd voor de bestudering van deugden en karaktersterkten.
Optimisme in houding en denken is één van de factoren die een rol spelen in het geluk en de maakbaarheid daarvan. Het optimisme wordt voor vijf en twintig procent via de genen doorgegeven. En pessimisme dus ook. Voor de overige vijf en zeventig procent kun je zelf vaststellen hoe optimistisch of pessimistisch je bent. Geluk, eerder besproken, wordt voor vijftig procent door de genen bepaald.
Het verschijnsel optimisme is nauw verwant met het voorgaande, ‘positivisme’. Suzanne Segerstrom, een vooraanstaand Amerikaans onderzoeker, heeft er haar boek ‘Optimisme’ over geschreven.[lxxv] Ze zegt daarin dat optimisten succesvol zijn, meer vrienden hebben en, letterlijk, beter in hun vel zitten. Het zijn echte doorzetters die zich niet zo makkelijk uit het veld laten slaan. Pessimisten daarentegen geven snel op, zijn introvert en hebben minder kans van slagen op maatschappelijk en persoonlijk vlak. Voor een optimistische persoonlijkheid heb je allereerst positieve overtuigingen nodig over wat er in de toekomst gaat gebeuren. Ze stelt ‘… dat de voordelen van optimisme slechts gedeeltelijk voortkomen uit optimistisch zijn. Dat wil zeggen dat optimistische overtuigingen je hooguit een eindje op weg helpen. De rest van de weg moet je afleggen door te handelen. Optimistische overtuigingen hebben een gunstige invloed op het leven van optimisten omdat ze zich op bepaalde manieren gedragen’.[lxxvi]
Voor bepaalde filosofen, zoals Karl Popper is optimisme een plicht.[lxxvii]
In zijn boek ‘Word Optimist’ brengt Leo Bormans op een boeiende manier de verschijnselen van positivisme, optimisme en geluk samen, steunend op het pionierswerk van Martin Seligman in de positieve psychologie en van Barbara Frederickson en de door haar ontwikkelde ‘broaden-and-build theory’. Optimisme, stelt hij, is een volwaardig wetenschappelijk onderzoeksobject geworden. Zijn boek beschrijft op een overtuigende wijze hoe je van optimisme een succesvolle levensstijl kunt maken.[lxxviii]
Volgens Peter Giesen van de Volkskrant hebben pessimisten een realistischer wereldbeeld en zouden optimisten een waarschuwingssysteem moeten hebben om hen tegen ongerechtvaardigd optimisme te beschermen. Optimisten doen het vanwege grotere actiebereidheid en de werking van de ‘self-fulfilling prophecy’ beter dan pessimisten. Ze hebben de eigenschap van veerkracht: na een tegenslag krabbelen ze snel weer overeind.[lxxix]
Karen Cerulo[lxxx], geen positivist, beweert dat er in de Amerikaanse maatschappij een ‘positieve symmetrie’ is, een tendens zich te concentreren op het beste, de winnaar, het meest gunstige resultaat en daarbij te overdrijven. Bijgevolg zijn de concepten van het ergste onvoldoende ontwikkeld of weggelaten.
Verder lijkt sociaal onderzoek aan te geven dat weinig controle over het eigen leven, een sterk vooruitgangsgeloof oplevert. Een ‘controlfreak’ heeft geen vooruitgang nodig. De Britse filosoof John Gray beschouwt het geloof in vooruitgang als een seculiere vorm van religie. Hij vindt bij voorbeeld dat het irreëel is te geloven in eeuwige vrede.[lxxxi]
3.4 Nieuwe ontwikkelingen
In het algemeen is het moeilijk te voorspellen welke nieuwe ontwikkelingen zich voor zullen doen. Ontwikkelingen op technisch gebied kunnen een uitdaging vormen voor de (deugd)ethiek. Deze technische ontwikkelingen en hun ethische uitdagingen dienen onderdeel van de strategie van de (deugd)ethiek te zijn. De multimediale revolutie en andere moderne communicatiemiddelen zijn verschijnselen, die grote invloed hebben op persoonlijke communicatie en privacy. Welke morele dynamiek schuilt in de netwerksamenleving? [lxxxii]
In een boekbespreking in de Volkskrant met als titel ‘Nieuwe techniek, Nieuwe Dilemma’s’ zegt Carien Overdijk dat de moraal altijd achter de techniek aan loopt, maar dat dit nog niet betekent dat meer techniek tot moreel verval leidt. De mensheid staat niks anders te doen dan steeds haar normen te herijken. Op het gebied van gezondheid en ecologie ontstaan voortdurend nieuwe normen.[lxxxiii] We zijn al een eind gekomen: de slavernij is afgeschaft, kolonialisme is onderdrukt, de vrouw is op weg naar emancipatie, evenals homo’s, lesbiennes, transgenders en biseksuelen. Wat is de volgende stap ? Dierenrechten, alternatieve levenswijzen, privacy, biologische, vegetarische en veganistische voedingswijzen ? Welke daarvan, één, enkele of allemaal ?
Ook op het gebied van de medicijnen en de biochemie zijn er belangrijke ontwikkelingen die (deugd)ethische uitdagingen met zich meebrengen, zoals stamcelonderzoek, levensbeëindiging en biochemie, om ‘gelukpillen’ nog maar niet te noemen. Vooral ook recent hersenonderzoek op basis van fMRI levert interessante gegevens op. Volgens Paul Zak [lxxxiv] suggereren deze nieuwe gegevens dat, als een soort, we veel minder egocentrisch zijn, en over het algemeen veel vriendelijker en op samenwerking gericht, dan we traditioneel aannamen. In zijn boek onderzoekt hij de rol van oxitocin, een hormoon, op de bereidheid om zich sociaal en altruïstisch te gedragen en welke belemmeringen daarbij een rol spelen. Eén van zijn bevindingen is dat oxitocin in een zeker evenwicht staat met het agressieve hormoon testosteron en dat beide beschikbaar zijn om aan de voorliggende situatie het hoofd te bieden: samenwerking of verdediging
Volgens een artikel in de New York Times[lxxxv] van 26 november 2008 is het mogelijk om technische systemen te bouwen die met ethische omstandigheden rekening houden. Onbemande oorlogssystemen, waar het in het artikel over ging, kunnen ethisch beter presteren dan gewone soldaten. Overigens is de beslissing om machines ethische oordelen te laten vellen, op zich al een morele aangelegenheid.
3.5 Bevindingen
Dit hoofdstuk geeft aan dat er belangrijke krachten en kansen zijn voor de ontwikkeling en bevordering van een mondiale (deugd)ethiek. Allereerst de ‘internationale ontwikkelingen’ van globalisering, financiële management en milieu, die toonaangevend zijn voor de evolutie van ons wereldbestel. Twee instituties hebben al veel verwezenlijkt op dit gebied: de Verenigde Naties en het Vaticaan. Zij hebben veel invloed op alle niveaus en ze zullen zonder twijfel een belangrijke rol blijven spelen om deze ontwikkelingen in goede banen te leiden. Internationale civiele organisaties spelen ook een belangrijke rol, zoals Transparency International, Tax Justice Network, Amnesty International en Greenpeace. Naar verwachting zal hun rol in de toekomst belangrijker worden. Vaak zijn deze organisaties progressiever dan nationale regeringen en ondersteunen ze de meer voortvarende beleidsvoorstellen van de Verenigde Naties en gelijkgerichte internationale instellingen. Het kan altijd beter maar de ethische krachtenconstellatie op internationaal terrein is gunstig te noemen.
De ‘geestelijke begeleiding’ van deze internationale ontwikkelingen bestaat ten dele uit mondiale spirituelen zoals Robert Mueller, Ervin Laszlo, Peter Singer en Hans Küng. Hopelijk komen er nog meer van deze spirituele profeten en vinden ze veel weerklank. Het Vaticaan met zijn Sociale Leer en zijn actieve lidmaatschap van de V.N heeft grote invloed.
In de sectie ‘Religieuze Ontwikkelingen en Transcendentie’ zien we dat de grote godsdiensten ijveren voor een constructieve dialoog ten bate van de mensheid. Karen Armstrong heeft de geconstateerde gemeenschappelijke noemer van de godsdiensten, namelijk mededogen, onderwerp van een mondiaal actieprogramma gemaakt. Transcendentie, nauw verwant met religie en mededogen, kan een stimulans vormen voor betere deugd-ethische momenten in het leven, zij het op grond van esthetica, passie voor perfectie of levenskunst.
Op cultureel en sociaalpsychologisch terrein hebben vrijheid en individualisering een sleutelrol te vervullen in de evolutie van de moraal. Deze bepalen voor een deel de beleving van de mens van geluk, motief bij uitstek van individueel en sociaal gedrag. Hoop, positivisme en optimisme liggen dicht bij elkaar. Hun positieve aard beïnvloedt welzijn en geluk. Omdat deze houdingen deels aan te leren zijn, zijn ze van belang in de deugdethiek.
De secties ‘internationale ontwikkelingen’ en ‘religieuze ontwikkelingen en transcendentie’ hebben samen de volgende suggesties voor waarden en deugden: solidariteit, vooral ook internationaal en tussen generaties, (mondiale) rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit, openheid, eerlijkheid/integriteit/transparantie, hoop, vertrouwen, respect (dieren, natuur), sensibiliteit, mildheid, warmte, mededogen, liefde, vrede, matigheid, dienstbaarheid, nederigheid, moed, verbeelding, schoonheid, veerkracht, volharding, verantwoordelijkheid, vooruitzien en creativiteit. In feite gaat het om de klassieke deugden in een hedendaags (mondiaal) jasje, evenals de theologale deugden met nadruk op empathie en mededogen. Er is een flinke overlap tussen de twee groepen omdat de religieuze instanties (mededogen, Vaticaan) geheel of gedeeltelijk hetzelfde zeggen als de internationale entiteiten.
De groep religieuze ontwikkelingen en transcendentie heeft onder meer te maken met de waarden en deugden: rechtvaardigheid, compassie, liefde, schoonheid en humor.
De groep culturele en sociaalpsychologische omstandigheden geeft onder meer steun voor de waarden en deugden: vrijheid, geluk, hoop, geloof en uiteraard, optimisme en positivisme.
Verwijzingen
[i] De Volkskrant, Het Betoog, ‘De Nieuwe Wereld vraagt om nieuwe Omgangsvormen’ 11 februari 2006.
[ii] De Volkskrant, 11 febr. 2006, Op. Cit.
[iii] Pour une réforme du système financier et monétaire international dans la perspective d’une autorité publique à compétence universelle, NOTE DU CONSEIL PONTIFICAL “JUSTICE ET PAIX, 2012
[iv] Zie afscheidsrede van Prof. Jan van Mourik op 28 november 2008 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen met de titel ’Recht, Rechtvaardigheid en Ethiek’, zijn website www.professorvanmourik.nl en zijn publicaties. Volgens van Mourik kan deugdethiek de ethische aftakeling een halt toeroepen.
[v] Henry, James, The Price of Offshore Revisited, 2012.
[vi] Reuters via Twitter, 24 mei 2015
[vii] ANP vanuit Wenen, zetel van UNDOC, 16 juli 2012.
[viii] Glenny, Misha, McMafia: Crime Without Frontiers, Bodley Head, 2008.
[ix] www.transparency.org
[x] Zie www.transparency.org en verder voor Nederland: www.corruptie.org
[xi] Volkskrant, 12 juni 2012.
[xii] www.transparency.org
[xiii] Jolly, Richard; Emmeri,j Louis, and Weiss, Thomas G. UN Ideas That Changed the World’ United Nations Intellectual History Project Series, Indiana University Press, 2009.
[xiv] Mueller, Robert, New Genesis. Shaping a Global Spirituality, World Happiness and Cooperation. Anacortes. USA ISBN 1-880455-04-8.
[xv] Robert Mueller,Op. Cit., blz. 37.
[xvi]Zie ook HP De Tijd, ‘De Nieuwe 10 Geboden’, 19 november 1999.
[xvii] Ibid., blz. 185.
[xviii] Laszlo, Ervin, Je Kunt de Wereld Veranderen, Ankh Hermes, Deventer, 2004.
[xix] Idem, blz.9.
[xx] Idem, blz. 38.
[xxi]Idem, blz. 53, zie ook Annex.
[xxii] Singer, Peter, Eén Wereld. Ethiek in een Tijd van Globalisering, Lemniscaat, 2002.
[xxiii]Idem, blz. 22.
[xxiv] Idem, blz. 36.
[xxv] Idem, blz. 78.
[xxvi] Melchior, Telle en Wig, Globalization and Inequality, blz. 16/17, 21.
[xxvii] Singer, Peter, Op. Cit., blz. 131.
[xxviii] Idem, blz. 99.
[xxix] Idem, blz. 170/171.
[xxx] Küng, Hans, Global responsibility. In Search of a New World Ethic’, Crossroad, New York, 1991.
[xxxi]Idem, blz. xv.
[xxxii] Idem, blz. 21.
[xxxiii] Idem, blz. 29.
[xxxiv] Idem, blz. 32.
[xxxv] Idem, blz. 90.
[xxxvi] Idem, blz. 61.
[xxxvii] Idem, blz. 63
[xxxviii] 15 april 1992.
[xxxix] Muller, Robert, Op. Cit., blz. 14.
[xl] RKnieuws.net, RORATE, 28/11/2007.
[xli]Encycliek ‘Deus Carita Est’, Ned. Vertaling, paragraaf 27.
[xlii] RKnieuwsnet, ‘Paus Benedictus XVI Geeft Signaal Af in Vredesboodschap’, 12-1-1906;
[xliii] Eerste encycliek, God is Liefde, januari 2006; tweede, ‘Door de Hoop Zijn Wij Gered, december 2007).
[xliv] Caritas in Veritate, Engelse versie, blz 37.
[xlv] RKnieuws.net, RORATE, 15/02/2006.
[xlvi] Uitgegeven door Bert Bakker, ISBN 978 90 3513589 5. Zie recensie van Olaf Tempelman in de Volkskrant van 12 februari 2012, Boeken, blz.7.
[xlvii] RKnieuws.net, RORATE, 25/04/2007.
[xlviii] RK Nieuwsnet, RORATE, (www.rorate.com), 7-11-2007.
[xlix] RKnieuws.net ‘Overtuigde Mensen behoren tot de gelukkigste Mensen’, RORATE, 25/04/2007.
[l] RKNieuwsnet, 7/11/2007.
[li] De Volkskrant, Het Betoog, Armstrong, Karen, ‘Handvest voor het Mededogen’(26ste van der Leeuw lezing), 1 november 2008.
[lii] De Volkskrant, 20 september 2008, blz.37.
[liii] Armstrong, Karen, Twelve Steps to a Compassionate Life, Alfred A. Knopf, New York-Toronto, 2011.
[liv] RKnieuws.net, 13.11.08.
[lv] De Volkskrant. Zie het Boeddhistische gebed aan het einde van het verslag van de van der Leeuw lezing over het ‘Handvest voor het Mededogen’, Het Betoog, 1 november 2008.
[lvi] De Volkskrant, 30/03/2011, blz. V3. Bespreking van het boek van Drost, Jan, ‘Het Romantische Misverstand. Ander denken over de Liefde’, (De Bezige Bij, ISBN 978 90 2345 8340).
[lvii] Covey, Stephen, Op. Cit.
[lviii]David Landes. ‘The Wealth and Poverty of Nations. 1998.
[lix] Dohmen, Joep, Op. Cit. Sectie 1.6.
[lx] Oz, Amos, Hoe Genees je een Fanaticus, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007. Het tweede geneesmiddel is volgens hem verbeeldingskracht.
[lxi] De Volkskrant, verslagen gedurende aanstelling bij de Wereldbank.
[lxii] Le Monde, 25 april 2009.
[lxiii] De Volkskrant, Van der Leeuwlezing , 4 november 2006, Forum, blz.19
[lxiv] In een artikel in De Volkskrant van 4 september 3004 ‘Het Poreuze Zelf’ door Marjan Slob filosoof en eindredacteur van het boek ‘Een ander Ik: technologisch ingrijpen in de persoonlijkheid’ (gemaakt in opdracht van het Rathenau Instituut. Uitgeverij Veen Magazines), wordt geponeerd:’Recent onderzoek uit de onverdacht ‘harde’ hoek van de neurowetenschappen laat zien dat onze hersenen letterlijk gevormd worden door onze omgeving”en “Waar het op aankomt is dat menselijke hersenen zich simpelweg niet goed ontwikkelen als de omgeving niet rijk genoeg is”. “De mate waarin wij onszelf begrijpen via anderen blijkt groot”. “Het je voorstellen van een handeling heeft overigens effect: de voorstelling slijt als het ware een paadje uit in de hersenen, wat daardoor makkelijker begaanbaar wordt als je de handeling daadwerkelijk uitvoert”.”Er zijn zelfs aanwijzingen dat ‘kijken’ niet alleen gelijk staat aan ‘doen’, maar ook aan ‘voelen’. “Hersenen blijven zich hun hele leven vormen, en of dat onder invloed van aanleg of omgeving is, wordt dan een al te academische vraag.”. “We worden pas werkelijk mens in wisselwerking met andere mensen en onze omgeving, en we moeten uitdrukkelijk leren om het verschil tussen onszelf en die andere mensen te zien”.
[lxv] Coelho, Paul, Elf Minuten, Uitgeverij de Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, blz 119.
[lxvi] Martin Seligman, Flourish, Nicholas Brealey Publishing, blz. 16-20
[lxvii] Seligman, Martin E.P., Positive Psychology, Positive Prevention, and Positive Therapy, University of Pennsylvania, (Chapter prepared for C.R. Snyder & S. Lopez (Eds), Handbook of Positive Psychology): “The aim of Positive Psychology is to catalyse a change in psychology from a preoccupation only with repairing the worst things in life to also building the best qualities in life” en “We have discovered that there are human strengths that act as a buffer against mental illness: courage, future-mindedness, optimism, interpersonal skill, faith, work ethic, hope, honesty, perseverance, the capacity for flow and insight, to name several. Much of the task of prevention in this new century will be to create a science of human strength whose mission will be to understand and learn how to foster these virtues in young people”. “We have shown that learning optimism prevents depression and anxiety in children and adults”. ”This then is the general stance of Positive Psychology toward prevention. It claims that there is a set of buffers against psychopathology: the positive human traits. The Nikki Principle holds that by identifying, amplifying and concentrating on these strengths in people at risk, we will do effective prevention”. “I believe that the deep strategies are all techniques of Positive Psychology and that they can be the subject of large scale science and of the invention of new techniques which maximize them. One major strategy is instilling hope” (Seligman, 1991) “Cultures may turn their attention to creativity, virtue and the highest qualities in life only when they are stable, prosperous and at peace. Athens during the fifth century B.C., Florence of the 15th century and Victorian England are examples of cultures that focussed on positive qualities. Athenian philosophy focussed the human virtues: What is good action and good character ? What makes life most worthwhile ? Democracy was born during this era. Florence chose not to become the most important military power in Europe, but to invest its surplus in beauty. Victorian England affirmed honour, discipline and duty as important human virtues”.
[lxviii] De Volkskrant, Hart en Ziel, 30 augustus 2008, blz 5.
[lxix] De Volkskrant, artikel van Onno Hamburger 30/8/2008.
[lxx] De Volkskrant, Het Betoog. ‘Geluk moet je hebben’, 26/11/2005.
[lxxi] De Volkskrant, Het Betoog, ‘Geluk moet je hebben’, 26 november 2005.
[lxxii] Peale, Norman Vincent, Op. Cit..
[lxxiii] The Economist, Leaders, December 18th, 2010, blz. 10.
[lxxiv] Van der Vorst Roland, Hoop. Hoe we door de Toekomst Worden Verleid, Nieuw Amsterdam 2009. Zie artikel ‘Hoop is een Fundamentele Drijfveer’ , de Volkskrant, Leven, 23 december 2009, blz. 46.
[lxxv] Segerstrom, Suzanne C., Optimisme Hoe Optimisten Krijgen wat ze Willen en wat Pessimisten Daarvan Kunnen Leren, 2006. Zie ook boekbespreking in De Volkskrant, 29/09/2007.
[lxxvi] Segerstrom, Suzanne,Op. Cit., blz. 11.
[lxxvii] Volkskrant 8 januari2005. Sectie Betoog.
[lxxviii] Bormans, Leo, Word Optimist, Lannoo, 2011. Zie ook: www.wordoptimist.com 2011 ?
[lxxix] De Volkskrant, Het Vervolg, Het Menselijk Tekort, Peter Giesen,2 juni 2012, blz 7.
[lxxx] Cerulo, Karen, Never Saw It Coming, University of Chicago Press, 2006.
[lxxxi] De Volkskrant. Zie artikel van Peter Giesen ‘Sociale Psychologie’ van 30 januari 2010 (?)evenals een interview van John Gray in de Volkskrant van 16 april 2011. Het Vervolg, blz. 8.
[lxxxii] De Volkskrant, Het Betoog, 7 juli 2007.
[lxxxiii] Het gaat om de recensie van het boek van Marli Huijer en Martijntje Smits (red.):’Moralicide – Nieuwe Morele Vocabulaires voor Technologie’ en het boek van Menno van der Veen:’Welkom in Utopia’. Volkskrant, 28/08/2010. Boeken, blz.7
[lxxxiv] Zak, Paul J., The Moral Molecule. The new science of what makes us good or evil, Bantam Press, 2012, blz. xvi.
[lxxxv] New York Times, ‘Building a Better Soldier. Ethical Robots Come of Age’, 26 november 2011.