Wat is Goed ? En wat is Kwaad ? Als je zegt dat de mens goed is of dat hij slecht is, je hebt gelijk: we zijn het alle twee of een mengsel van die twee. In variabele proporties, over tijd en ruimte. Voor het kwaad is moeilijk een definitie te vinden zegt Susan Neiman, een bekende Amerikaans-Duitse filosofe, de definities zijn of te algemeen of te beperkt.[i] De grote wijsgeren hebben verschillende bepalingen van het Goede gevonden: Aristoteles: geluk; Augustinus en Thomas van Aquino: wat God wil; Kant: goede wil en categorische imperatief; Utilisme: het grootste nut voor het grootste aantal mensen; Sociaal Contract: waar mensen het ethisch gesproken samen over eens zijn.
Volgens de christelijke overlevering zijn we sinds de ‘zondeval’ geneigd tot het Kwade. De geschiedenisboeken geven aan dat we van die neiging ruimschoots blijk hebben gegeven. En nog steeds, maar misschien minder ! En er zijn meer optimistische filosofieën, zoals de Chinese en de Griekse, die zeggen dat de mens geneigd is tot het Goede.
Als we van de gemeenschap naar het individu gaan, wat bepaalt dan de variatie in individuele gedragingen, het feit dat de ene mens moreel van beter of slechter gehalte is dan een ander ? Wat zijn de determinanten van ons gedrag ? Aangeboren eigenschappen, persoonlijkheid, karakter, macht, cultuur, behoeften, (verlicht) eigenbelang, rechten en plichten ? Of dat allemaal bij elkaar, en meer !?
In principe zal ieder mens ongeveer goedkeuren of rechtvaardigen wat hij voelt, wil en doet. Zonder zelftevredenheid is het lastig leven en rond de 80 % van de bevolking zegt gelukkig te zijn. Dus misdadigers en maffiosi denken waarschijnlijk ook dat ze het goed doen. En terwijl Kerk en Staat daar anders over denken, hebben betrokkenen blijkbaar voldoende sociale en morele steun om zich goed in hun vel te voelen ! Dat ze niet deugdzaam zijn is duidelijk voor de deugdzame, maar hoe breng je de ‘dwalers’ op het goede pad ? Bekering !? Beloning, straf of, waarschijnlijk, allebei !?
Sinds de ‘zondeval’ heeft de mens geijverd voor een ordelijke samenleving. De volkeren in het Midden Oosten en rond de Middellandse Zee hebben als eerste bestuurskunde ontwikkeld om tot krachtige beschavingen uit te groeien. Die capaciteit werd voor een belangrijk deel aangewend om macht, bezittingen en welvaart te vergroten ten koste van andere volken. Maar aan ordelijke belangenbehartiging en intern bestuur werd ook aandacht geschonken, getuige onder meer het duizendjarig bestaan van het Romeinse Rijk. Naast de politieke organisatie en de rechtspraak, constateren we ook het ontstaan van religieus- of maatschappelijk gefundeerde moraal voor de regeling van de omgang tussen mensen en groepen. Godsdienstige praktijken ontwikkelden zich vaak rond, of in symbiose met, bestuurlijke machten, zoals in China en Egypte. Daarbij ontstonden normen voor religieus en maatschappelijk gedrag. Een duidelijk voorbeeld zijn de Tien Geboden van het Jodendom. Karen Armstrong heeft dit treffend beschreven in haar boeken, inclusief het ontstaan van mededogen als spiritueel gereedschap voor de samenleving.[ii]
Daarnaast hebben we van de Griekse en Romeinse beschavingen belangrijke fundamenten voor moraal en deugdethiek geërfd, waarbij Plato en vooral Aristoteles als de grondleggers van de deugdethiek worden gezien.
Onze belangstelling gaat primair uit naar de (on)deugdethiek. Hoe hoger het ethisch niveau van een samenleving, hoe groter waarschijnlijk de frequentie van deugd-ethisch gedrag. Gewone ethiek is de norm, deugdethiek het uitzonderlijke, het tot ideaal verheven individueel gedrag. Deugdzaam gedrag bestaat uit een aantal positieve eigenschappen die het gedrag kenmerken, conditioneren of versterken. Deugdethiek is in de geschiedenis primair op het individu gericht geweest.
Sinds de klassieke tijd is de deugdethiek zich verder gaan ontwikkelen, eerst via het christelijke geloof (Augustinus, Thomas van Aquino) en vervolgens via de invloeden van de Renaissance, Verlichting, Romantiek, Utilisme en het Sociale Contract. In de Verenigde Staten heb je vanaf de 20ste eeuw de opkomst van de ’personality’ cultuur, de verbetering van vooral functionele eigenschappen van individuen voor betere prestaties op het werk en in het maatschappelijk verkeer.
Deugden hebben een lange tijd minder in de aandacht gestaan. De heiligen van de Katholieke Kerk hebben weinig aantrekkingskracht meer als rolmodel in vergelijking met vroeger, toen deugdzaam en voorbeeldig gedrag ‘in‘ waren. Bekende filosofen als Max Scheler, Anscombe en Alisdair MacIntyre hebben sterk bijgedragen aan de herleving van de belangstelling in deugdtheorie. Het is pas rond de recente eeuwwisseling dat (deugd)ethisch gedrag weer acceptabel schijnt te zijn. Deze toegenomen belangstelling valt af te leiden uit het aanzienlijke aantal publicaties, dagbladseries en tv programma’s over het onderwerp. Het Balkenende ‘normen en waarden’ debat is daar een exponent van.
Ondanks de geringe populariteit van het onderwerp ‘waarden en normen’ is er ambitie om uit te munten op gebieden zoals studie, sport en beroep. Trainingscursussen en faciliteiten voor zelfverbetering zijn er volop. Mogelijk reflecteert dit een verschuiving in de cultuur, van het religieuze naar het wereldlijke, van de kerk naar beroep en vrije tijd. Een interessante vraag is of de kwaliteiten die gevraagd worden voor superieure sports- en arbeidsactiviteiten en de ermee gepaard gaande houdingen en vormingsprocessen hetzelfde of verschillend zijn van die gevraagd worden voor een deugdzaam leven. Gabriël van den Brink heeft er later meer over te zeggen.
Wat is nu de invloed van deugdethiek in de samenleving ? Welk deel van het gedrag van de mens in de huidige samenleving kun je ‘deugdzaam’ noemen ? Is dat deel in de loop van de geschiedenis geëvolueerd ? Waarden en normen, en sancties op naleving, zorgen er normaliter voor dat we redelijk vredelievend en rechtvaardig met elkaar omgaan. En het lijkt buiten kijf dat het morele niveau van de wereld in de loop van de geschiedenis een trendmatige verbetering laat zien. Van het vroegere stadium van ‘survival of the fittest’ en ‘man eat man’ zijn we nu in grote delen van de wereld naar een situatie van solidariteit, zelfs mededogen geëvolueerd. Het zou interessant zijn dat te kwantificeren. De Canadees-Amerikaanse psycholoog Steven Pinker geeft daar enkele harde cijfers over.[iii] Er zijn verder interessante, relatief recente gegevens beschikbaar over het ervaren geluksniveau in grote delen van de wereld. Dat staat in veel landen, vooral de economisch hoogontwikkelde, op een hoog peil.
Als je het beste met de mensheid voor hebt, zou je wensen dat het deugd-ethische gedrag van ons allemaal, individueel en collectief, verder verbetert. Maar hoe doen we dat ? Misschien is het eenvoudig: systemen en methoden ontwikkelen die excellente eigenschappen en gedrag promoten, aanleren en er voor zorgen dat ze zoveel mogelijk uitgeoefend blijven. We moeten dan wel bepalen welke de gewenste ‘moderne’ deugden zijn en tevens aangeven welke de dragers van de nieuwe deugdcultuur zijn.
Voor een speurtocht naar een authentiek en zinvol leven zijn deugden vaak een ontdekking. Ze passen bij het moderne levensgevoel zelf verantwoordelijk te zijn voor vrije, ethische keuzes. Deugden zijn minder betuttelend dan normen en plichten en geven meer houvast dan abstracte waarden. Echte deugden zijn authentiek en duurzaam. Men kan ze een leven lang cultiveren en sommige zijn onmisbaar voor duurzame relaties en levensstijl. Deugden horen bij de identiteit van een persoon en verbinden hoofd met hart en hand(el)en. De deugd schenkt aandacht aan emoties; die vormen het materiaal dat gevormd en bewerkt moet worden voor een optimale levenshouding. De deugd wijst naar een pedagogische context, waarin het goede voorbeeld een centrale rol speelt. Wat Aristoteles al 25 eeuwen geleden beweerde wordt nu herontdekt: deugden zijn een belangrijk element van onze levenskunst.
In hoofdstuk 1 geven we een aantal definities en classificaties van de deugd, evenals een summiere geschiedenis van de westerse deugdethiek. Ook worden een aantal theoretische uitdagingen besproken. In hoofdstuk 2 behandelen we de huidige status van de deugdethiek op basis van sociale onderzoeken en studies. Hoofdstuk 3 geeft een aantal ontwikkelingen, internationale, religieuze en sociaalpsychologische aan die van invloed zijn op de evolutie van de deugethiek. Hoofdstuk 4 geeft conclusies en gewenste follow-up.
[i] Neiman, Susan, Morele helderheid. Goed en kwaad in de 21ste eeuw, Ambo, Amsterdam, 2008, blz.343.
[ii] Karen Armstrong heeft een groot aantal boeken op dit terrein geschreven, onder andere The Case for God, The Great Transformation, The Spiral Staircase en Twelve Steps to a Compassionate Life.
[iii] Pinker, Steven, Ons Betere Ik. Waarom de mens steeds minder geweld gebruikt, Contact. 956 pagina’s. ISBN 978 90 2542 716 0. Zie ook de recensie van Olaf Tempelman van het boek van Norbert Elias ‘Het Civilisatieproces’ in de Volkskrant van 21 januari 2012 onder de titel ‘Hoe de Mens Zijn Driften Wist te Beteugelen’.