web analytics

Hoofdstuk 2. Huidige status (deugd)-ethisch gedrag

Inleiding

Terwijl er, zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben, wel kennis over de geschiedenis van de deugdethiek bestaat, is er maar beperkte informatie over de dagelijkse praktijk van deugdzaam gedrag. De vraag rijst hoe bepaal je niveau en frequentie van ethisch verantwoord en van deugdzaam gedrag? Het zou boeiend zijn na te gaan hoe belangrijk, kwantitatief en kwalitatief, dat gedrag in onze samenleving is en hoe dat geëvolueerd is in de loop van de geschiedenis. Wat is de proportie aan morele uitblinkers in onze samenleving? Welke groep of groepen bezitten of bezaten het meest deugdzaam gedrag; mannen, vrouwen, ouderen, religieuze werkers, politie, medici, sociale werkers? In welke historische periodes en in welke religies, beschavingen en landen? Zijn er, door de geschiedenis heen, ook typisch mannelijke en vrouwelijke deugden? Wat zijn de verklaringen en welke lessen kunnen we daaruit trekken voor de toekomst?

Soms als onderdeel van sociale onderzoeken, in reisverslagen, geschiedkundige werken en romans kan men aanwijzingen vinden over het karakter van een volk, land of stad. Deze beschrijvingen zijn gewoonlijk kwalitatief van aard en meestal niet representatief.

reisbeschrijvingen
Oosterse reisbeschrijving

Doorgaans beschrijven deze bronnen bepaalde groepen of klassen in de maatschappij. En terwijl er waarschijnlijk een correlatie bestaat van deugdzaam gedrag in de verschillende klassen (goed voorbeeld doet goed volgen) hoeft die correlatie niet sterk te zijn. Het is in de geschiedenis regelmatig gebleken dat de machtigen weelderig leefden, terwijl hun onderdanen een eenvoudig, zelfs miserabel, bestaan leidden. Zoals we zagen, maakte Norbert Bobbio een onderscheid in zijn classificatie van deugden tussen die voor de ‘machtigen’ aan de ene kant en die van de ‘onderdanen’ aan de andere kant.

Onderzoek niet naar deugd-ethisch gedrag, maar naar waarden en houdingen is onderdeel van sociaal-culturele onderzoeken, bijvoorbeeld die van het Sociaal en Cultureel Planbureau en van European Values. We presenteren hierna eerst de bevindingen van een aantal sociale onderzoeken over de houdingen tegenover waarden en ethisch gedrag (2.1) . In een volgende sectie, komen drie studies aan de orde die zich specifiek bezighouden met uitblinken en wel op de diverse terreinen van onderwijs, arbeid en algemeen maatschappelijk gedrag (2.2). Daarna geven we in een aparte sectie persoonlijke indrukken van onze ethische status (2.3). In het laatste deel van dit hoofdstuk ‘Bevindingen’, vatten we het besprokene samen (2.4).

 

2.1 Sociale onderzoeken naar waarden en ethisch verantwoord gedrag

 

Het morele gehalte van de samenleving kan men ten dele afleiden uit onderzoeken over opinies en houdingen ten aanzien van waarden en ethisch verantwoord gedrag. De laatste decennia is er een aanzienlijke kwantificering geweest van sociaal-culturele en sociaalpsychologische kenmerken van de Nederlandse en westerse volkeren. Denk aan de statistieken over geluksbeleving van Ruut Veenhoven en aan die over Human Development van de Verenigde Naties.

De surveys en onderzoeken die ons ter beschikking staan voor indicaties van het ethische houdings- en gedragsgehalte van de Nederlandse en westerse samenlevingen zijn in dit stadium:

Deze onderzoeken geven aanwijzingen maar geen uitsluitsel over ethisch verantwoord gedrag, omdat het voor een groot deel informatie betreft over waarden die door de bevolking worden gerapporteerd en niet over het feitelijke gedrag zelf. We nemen evenwel aan dat er een positieve correlatie bestaat tussen gedragen waarden en (deugd)ethisch gedrag. We bestrijken waarschijnlijk niet alle gegevens en onderzoeken over deze materie, maar vertrouwen erop dat degene die we presenteren, representatief zijn.

In haar 2003 Rapport ‘Waarden, Normen en de Last van het Gedrag’ [i] gaf de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid aan dat op grond van periodieke onderzoeken het pessimisme over de ontwikkeling van zeden en gedrag in Nederland sterk was toegenomen: 69 % van de Nederlanders in 1998 was deze negatieve mening toegedaan.[ii] De steun voor de waarden van de rechtsstaat en de democratie was groot en leek toe te nemen.[iii]

WRR. Waarden, normen en ..Het WRR rapport constateerde een grote variatie aan normoverschrijdend gedrag, van lichte, ‘onprettige’ vormen tot zware vormen zoals geweldpleging. Het laatste manifesteert zich bij een kleine groep mannelijke adolescenten en jongvolwassenen.[iv]

Terwijl Nederlanders in het algemeen in hun beoordeling van wetsovertredingen niet sterk afwijken van andere West Europeanen, wijzen Nederlanders vooral belastingfraude, smeergeld en rijden onder invloed sterk af, terwijl zij relatief tolerant zijn ten aanzien van sociale zekerheidsfraude, softdruggebruik, joyriding en afval weggooien.[v]

De traditionele bronnen van overdracht van morele overtuigingen en gedragswijzen, het gezin, de kerken en traditionele gemeenschappen, zijn vervangen door een gefragmenteerd scala aan maatschappelijke instituties en organisaties, die allemaal op eigen wijze morele codes uitzenden.[vi] Het eerder vermelde Groningse onderzoek suggereert evenwel dat ouders bij deze fragmentatie de grootste morele invloed hebben behouden op hun kinderen.

Begrippen als gezag, respect, ethiek en geweten worden minder vaak gebezigd en worden nu aangevuld met begrippen als autonomie, eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid. De ethische discussie wordt nu gevoerd in termen van waarden en normen, in plaats van te verwijzen naar een Aristotelische deugdethiek of een christelijke moraal.

Het WRR-rapport presenteerde drie aanwijzingen voor ‘lofwaardig’ gedrag, d.w.z. gedrag dat wordt toegejuicht als getuige van gemeenschapszin. Deze indicatoren kunnen als een aanwijzing gezien worden voor een meer dan gemiddelde ethische instelling. De eerste aanwijzing betreft vrijwilligerswerk, waarbij volgens de WRR de cijfers geen aanwijzing geven voor afnemende bereidheid: in de voorgaande decennia verrichtte steeds een kwart tot bijna de helft van de volwassen bevolking vrijwilligerswerk. Dat is hoog in vergelijking met andere West-Europese landen. Evenwel jongeren zijn minder vrijwilligerswerk gaan doen. De Landelijke Jeugdmonitor van het CBS constateerde in haar landelijk onderzoek voor 2014 evenwel, dat bijna de helft van de Nederlandse jongeren tussen 15 en 25 jaar in 2014 minstens één keer vrijwilligerswerk gedaan heeft. De hoeveelheid was gelijk voor mannen en vrouwen. Voor jongere mannen was 25 % daarvan in sportverenigingen, terwijl voor jongere vrouwen dat 17 % was.

vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk

De jongeren toonden minder interesse in politiek, gemiddeld 35 %, terwijl dat onder de dertigers en veertigers bijna 50 procent was.[vii]

Gegevens over vrijwilligerswerk komen ook uit het 2009 Rapport ‘Vrijwilligerswerk in Meervoud ‘ [viii] van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dat rapport geeft aan dat in 2008 ongeveer 45 % van de Nederlanders van 18 jaar en ouder actief was als vrijwilliger. Gemiddeld besteedden ze zo’n 18 uur per maand aan vrijwilligerswerk, vijf uur meer dan in 2006. Het populairste, in kwantitatieve volgorde, waren sport (1.723.000), religie/levensbeschouwing (1.135.000), zorg (887.000), hobby (836.000), school (784.000), buurt/huurdersvereniging (579.000), kunst/cultuur (424.000), opbouwwerk (386.000), reclassering/slachtofferhulp (347.000) en milieu/natuurbescherming (283.000). Er is beperkt animo voor vrijwilligerswerk voor vakbonden en politieke partijen, minder dan 2 %.

Een berekening in 2009 door Meijs op verzoek van de Vereniging ‘de Zonnebloem’ gaf aan dat alle vrijwilligers in Nederland samen goed zijn voor 560.000 voltijdbanen. De ‘marktwaarde’ werd berekend op 20 miljard euro. De meeste vrijwilligers vind je in de groep van 35- tot 50-jarigen.[ix] Het zijn vooral de post-babyboom cohorten die deze maatschappelijke inzet minder vertonen.[x]

De tweede aanwijzing van het WRR Rapport is het lidmaatschap van (grotere) goede doelenideële organisaties. Dat lidmaatschap was, afhankelijk van de berekening, in de periode 1988 – 2000,  met tussen de 16 en 30 %  toegenomen.

De derde aanwijzing betreft donaties aan goede doelen. Die donaties zijn omvangrijk. Op 17 juli 2012 berichtte de Volkskrant dat de goede doelen immuun waren voor de crisis en dat de opbrengst uit donaties van de 25 grootste filantropische instellingen in 2011 gestegen was met 4.2 % naar 743 miljoen euro.ideëele oganisaties Volgens dezelfde bron was de opbrengst in 2014 voor de 25 grootse instellingen 760 miljoen euro, een stagnatie in vergelijking met 2013. Dit komt bovenop de kwantitatief belangrijke belastingen en sociale verzekeringen, die een aanzienlijk solidariteitselement bevatten, vooral op nationaal niveau.

De solidariteit met andere volken en werelddelen heeft, na de fase van kolonisatie, geleid tot ontwikkelingssamenwerking. De aanzienlijke hoeveelheden internationale ontwikkelingshulp ($ 135 miljard Official Development Assistance volgens de OESO in 2014), geven aan dat solidariteit met de minder bedeelden een eigenschap van veel landen en volken is.

ontwikkelingshulp

Vaak beoogt ontwikkelingshulp ook de belangen van de gever te bevorderen en is dan niet puur altruïstisch. Nederland had een uitstekende reputatie op het gebied van ontwikkelingshulp, maar is sinds een paar jaar teruggevallen naar onder de VN norm van 0.7 per cent van het nationaal inkomen.

De zorg van de bevolking over ‘waarden en normen’ is de laatste veertig jaar flink gegroeid. Burgers leggen snel een relatie tussen alledaags onfatsoen en ernstige vormen van agressie.[xi] In Burgerperspectieven eerste kwartaal 2015 van het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt ‘samenleven/waarden en normen’, samen met ‘zorg’ als de grootste problemen door de burgerij gezien. Ze vertegenwoordigen daarbij ieder 17 procent van het nationale probleembesef . De manier waarop we samen leven maakt voor 22 procent van de respondenten deel uit van de nationale trots, terwijl dat voor 24 procent vaker een probleem dan een sterk punt is. Twee gelijksoortige vragen lijken tegenstrijdige informatie te geven: 70 procent leek het (zeer) eens te zijn met de stelling dat de mensen in ons land met steeds minder respect met elkaar om gaan, terwijl 79 procent het (zeer) eens is met de stelling dat er nog altijd veel mensen bereid zijn om een ander te helpen!

Het ANP berichtte op 16 juli 2012 dat de UNDCP, de VN organisatie tegen Drugs en Misdaad, schatte dat er wereldwijd jaarlijks 870 miljard euro wordt omgezet in het illegale circuit.[xii]drugshandel De wereldhandel in opiumproducten en cocaïne beliep ruim 250 miljard dollar in 2009, de handelswaarde van het veruit belangrijkste product, cannabis, niet meegerekend.[xiii] Afgezien van de verslaving zelf, leidt de illegale drugshandel tot het witwassen van geld en een groeiende corrumpering van andere sectoren. Volgens een studie van Prof. Unger van de Universiteit van Utrecht wast Nederland jaarlijks 18,5 miljard euro crimineel geld wit, zo’n 4 tot 5 % van het BNP, ongeveer 3,8 miljard euro uit Nederlandse criminele activiteiten en een extra 15 miljard euro dat door of in het land stroomt van buitenlandse criminaliteit.[xiv] witwassenEen meer recente studie (2014) van Prof. Unger voor de Europese Unie spreekt over duizend miljard euro witgewassen geld per jaar, waarvan Nederland 94 miljard voor zijn rekening zou nemen.[xv]

Een aanwijzing van misdadig gedrag in Nederland vinden we in de statistieken van het Centraal Planbureau. In 2009 registreerde de politie in Nederland ruim 1 miljoen misdrijven. Vermogensmisdrijven (inbraak, zakkenrollerij en diefstal uit auto) vormen met 60 % het grootste aandeel, gevolgd door vernielingen (20 %) en geweldmisdrijven (11 %). Het totale aantal geregistreerde vermogensmisdrijven daalde tussen 2005 en 2009 met 9 %, het totale aantal geweldsmisdrijven met 4 % en het totale aantal vernielingen en misdrijven tegen openbare orde en gezag met 10 %.[xvi] De gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor 2012 zijn gelijksoortig in aantal en verdeling. misdrijvenVolgens Bas van Stokkom is dan ook niet criminaliteit, maar agressie het werkelijke probleem van de laatste tien jaar. De ‘verhuftering’, afgemeten aan intimiderende vormen van overlast, vernielingen en geweld tegen beroepsgroepen, is over lange termijn bezien, aanzienlijk gegroeid. Terwijl de meeste andere vormen van overlast en de vermogenscriminaliteit vanaf de eeuwwisseling flink beginnen te dalen, blijven de niveaus van de drie genoemde categorieën ook de laatste jaren onverminderd hoog.

In ‘Wisseling van de Wacht: Generaties in Nederland’ presenteert het Sociaal en Cultureel Planbureau een beeld waarin het huidige Nederland in generatieperspectief wordt beschreven: relatie tussen ouders en kinderen, maatschappelijke generaties en de verhouding tussen generaties. Wat het laatste betreft komt onder meer naar voren dat de solidariteit tussen generaties groter is dan menigeen vermoedt en dat er geen sprake blijkt te zijn van een generatiekloof.[xvii] generatiesWat betreft het maatschappelijk debat over overlast door de jeugd, heeft het rapport een aantal interessante bevindingen: ten eerste blijkt de ervaren jeugdoverlast al sinds 2002 niet meer te zijn toegenomen. Ook de onveiligheidsgevoelens in de buurt van jongeren dalen sinds 1999. Ten tweede blijken het vooral jongeren te zijn die zich het meest onveilig voelen in de buurt van andere jongeren en ook de meeste jeugdoverlast rapporteren. [xviii]

Een analyse door Frits Spangenberg en Martijn Lampert van de resultaten van 25 jaar waarden- en opinieonderzoek van bureau Motivaction stelt, onder andere, dat de jongste generatie, geboren vanaf 1986, gefocust is op uiterlijkheden, kicks, geld, status, consumptie en netwerken, en niet zozeer op het eigen welzijn en dat van de maatschappij.[xix] En zelfingenomenheid is een kenmerk geworden van de Nederlandse cultuur.[xx] De prevalentie van de vier burgerschapsstijlen die het rapport onderscheidt (plichtgetrouwen, verantwoordelijken, pragmatici en buitenstaanders) veranderde in de loop van de tijd. Bijvoorbeeld 41 % van diegenen die tussen 1931 en 1940 werden geboren, heeft een plichtsgetrouwe stijl, terwijl dat slechts geldt voor 3 % van degenen die na 1986 zijn geboren. Tegelijkertijd stijgt het percentage van mensen die zich vooral concentreren op hun eigen leven, de pragmatici en buitenstaanders bij elkaar, van 35 naar 83.[xxi]

Individualiseren
Individualiseren

Het rapport komt tot een aantal andere minder flatteuze conclusies. De tijdgeest wordt door een grote meerderheid van de bevolking ervaren als egoïstisch, agressief en onpersoonlijk.[xxii] Het besef dat matiging en geduld zinvolle deugden zijn, ontbreekt.[xxiii] De jongste generatie heeft weinig belangstelling voor innerlijke waarden, voor uitgestelde behoeftebevrediging of voor ethische diepgang. De oriëntaties in het jonge leven blijven aan de oppervlakte: modieuze uitstraling, design, impulsgedrag en styling maken vaak de dienst uit.[xxiv]     Het gaat om een significante groep, ruim één op drie Nederlanders, die relatief weinig waarde hecht aan maatschappelijke betrokkenheid. Waarden als inlevingsvermogen, gemeenschapszin, tolerantie, matiging en zelfbeheersing scoren laag.[xxv] De nieuwe burgerij van vandaag staat afwijzend tegenover transcendente waarden, zij zijn niet gelovig, en herkennen zich evenmin in humanistische waarden.[xxvi] Een teken aan de wand is het feit dat de jongste generatie minder optimisme voelt dan de oudere generaties.[xxvii] Joep Dohmen heeft er ook weinig goeds over te vertellen [xxviii]: ‘Onze tijdsgeest wordt beheerst door een krankzinnig en monsterlijk idee van onkwetsbaarheid en onafhankelijkheid. Ik noem dit idool: ‘de mythe van de autonomie’. We hebben niet geleerd tegenspraak te dulden en een gesprek te voeren. Het moderne individualisme dreigt te verworden tot narcisme (perverse liefde tot zichzelf), autisme (uitsluitend gericht zijn op zichzelf) en grootheidswaan. De huidige generatie is opgevoed tot een ‘dik-ik’ met weinig verantwoordelijkheidsgevoel. Moderne individuen zijn geneigd zichzelf te overschatten, hebben niet of slecht geleerd hun emoties te beheersen en hebben vaak een kort lontje. In onze consumptiemaatschappij is het ‘not done’ om je te matigen. Een cultuur van genot en overdaad heeft dringend behoefte aan een moraal van matigheid en zelfdiscipline’.

Er gaat niettemin ook veel goed zegt het Motivaction rapport. zelfexpressie kleutersHet leeuwendeel van de jongste generatie heeft geen problemen en slaagt erin om een eigen leven op te bouwen. Uit UNICEF onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren tot de gelukkigste ter wereld behoren. Flexibiliteit, adaptatievermogen, openstaan voor ervaringen en mobiliteit zijn kerncompetenties in de huidige tijd.[xxix]

Vergelijkende gegevens van landen over waarden, normen en meningen worden periodiek verzameld door het ‘European Values Survey’ en het ‘World Values Survey’.[xxx] Dit zijn grootschalige onderzoeken over essentiële menselijke waarden betreffende het leven, gezin en familie, werk, godsdienst, politiek en maatschappij. Ze zijn ontworpen om de hypothese te testen dat economische en technische veranderingen een transformatie teweeg brengen in de kernwaarden en houdingen van de bevolking van geïndustrialiseerde samenlevingen.

De European Values Study (EVS) begon in 1981 en stond vanaf het begin onder leiding van de Universiteit van Tilburg. Iedere negen jaar wordt het onderzoek herhaald, in een toenemend aantal landen. De vierde golf in 2008 bestreek niet minder dan 47 Europese landen en ongeveer 70.000 mensen werden geïnterviewd. Momenteel omvat het netwerk honderden sociale geleerden en nationale onderzoeken zijn sinds 1981 uitgevoerd in bijna 100 landen.

Het World Values Survey (WVS) bouwt voort op het European Values Survey. De voorbereidingen voor de vijfde golf onderzoeken in 2017 zijn aan de gang.WVS Dit Survey  is een wereldwijd netwerk van sociale geleerden die veranderende waarden bestuderen evenals hun invloed op het sociale en politieke leven. Het is de enige bron van empirische gegevens over opvattingen die bijna 90 % van de wereldbevolking betreffen. De analyse van WVS gegevens geeft aan dat er twee kerndimensies zijn van crossculturele variatie in de wereld: traditionele versus seculier-rationele waarden en overlevingswaarden versus waarden van zelfexpressie. Industrialisering brengt doorgaans een verschuiving van traditionele naar seculier-rationele waarden. De transitie van industriële naar kennismaatschappij heeft te maken met een verschuiving van overlevingswaarden naar die van zelfexpressie. Waarden van zelfexpressie geven een hoge prioriteit aan de bescherming van het milieu, toenemende verdraagzaamheid tegenover buitenlanders, homoseksuelen en lesbiennes, man – vrouw gelijkheid en stijgende vraag naar participatie in het economische en politieke leven. Nederland, evenals Noorwegen, Zweden en Japan, is een voorbeeld van een land met hoge scores in seculier-rationele en zelfexpressie-waarden. Diepgaande analyses van de 1981, 1990 en 1999 onderzoeken met betrekking tot West Europa, Centraal Europa en de V.S. bevestigden de indruk dat er een diepgaande transformatie van de moderne cultuur heeft plaatsgevonden, hoewel niet op dezelfde snelheid in alle landen. Culturele en sociale veranderingen schijnen afhankelijk te zijn van het stadium van sociaaleconomische ontwikkeling en specifieke historische factoren in een land.[xxxi]

We vermelden hier ook een onderzoek gedaan door de University of Essex in Engeland, een land waar we op cultureel gebied veel overeenkomst mee vertonen. Uit dat onderzoek [xxxii] blijkt dat een leugen vertellen, huwelijksontrouw, rijden onder invloed, seks op jonge leeftijd en heling, allemaal acceptabeler zijn dan tien jaar geleden. Men is evenwel minder verdraagzaam geworden ten aanzien van misbruik van sociale uitkeringen. Twee van de drie respondenten geloven dat politici niet de waarheid vertellen. Vrouwen werden een beetje meer integer bevonden dan mannen. Er was weinig onderscheid in eerlijkheid naar gelang klasse, onderwijs- of inkomensniveau. Maar wel een groot verschil qua leeftijd: jongeren onder de 25 verklaarden zich veel toleranter dan mensen van middelbare leeftijd en die ook meer dan personen boven de 65. In het algemeen werd 45 % zeer of behoorlijk eerlijk bevonden, 35 % ‘ontspannen’, 15 % regelovertreders en 5 % rechtuit oneerlijk.

Een recente studie in de Verenigde Staten concludeerde dat mensen in de welgestelde klassen meer geneigd zijn om verkeersregels te overtreden en te jokken om financieel voordeel dan armere mensen, in de veronderstelling dat hebzucht goed is.[xxxiii]

2.2 Uitblinkergedrag

Zoals eerder gezegd zou het interessant zijn uitgebreide kwantitatieve en kwalitatieve informatie te hebben over uitblinken en de beoefening van deugden in de Nederlandse en westerse samenlevingen. We verschaffen hierna enkele gegevens, die grosso modo in dezelfde richting wijzen. Het Amerikaanse VIA instituut geeft aan dat 80 % van de (voornamelijk westerse) bevolking niet bevlogen is en dat twee derden van de mensen zich niet bewust zijn van hun sterkekanten. Van de werknemers zou 54 – 66 % zich niet betrokken voelen.

Er zijn enkele relevante termen in omloop, zoals uitblinken, bevlogenheid en flow. Ze hebben veel gemeen. Uitblinken kan op allerlei terrein gebruikt worden, maar de term is vooral in zwang in onderwijs en sport. Bevlogenheid kan ook op diverse terreinen gebruikt worden, maar die term is vooral gebruikt in de werksfeer. Bevlogenheid (Engelse term: flow) geeft aan dat een persoon opgaat in wat hij doet, geholpen door belangstelling, enthousiasme en concentratie. Bevlogenheid garandeert niet dat de resultaten superieur zijn, maar is daar wel een goede basis voor.

We moeten onderscheid maken tussen excellente, virtuoze prestaties aan de ene kant en (deugd)ethiek aan de andere kant. Virtuoze prestaties berusten op de progressieve ontwikkeling en het subliem gebruik van lichamelijke en geestelijke kwaliteiten, op terreinen die niet per se of primair met (deugd)ethiek te maken hebben, zoals studie, sport en beroepsleven. Fysiek uitblinkersgedrag kom je vooral in de sport tegen. Gewoonlijk gaat het hier om aangeboren talenten.

Onze preoccupatie is met deugd-ethisch gedrag, maar er bestaan waarschijnlijk verbanden tussen uitblinken op ethisch gebied en andere vormen van uitblinken. Zouden eigenschappen van uitblinkersgedrag op een gespecialiseerd terrein over te brengen zijn naar het ethische gedragsterrein ? En zouden niet-ethische uitblinkers als rolmodellen kunnen fungeren voor uitblinken op ethisch terrein ?

Voor uitblinken en idealisme hebben we de beschikking over de volgende rapporten:

Waarschijnlijk zijn er meer gegevens over dit onderwerp. We vertrouwen erop dat degene die we presenteren, indicatief zijn.

De Lage Landen en het Hogere

Je zou een hoge correlatie verwachten tussen idealisme aan de ene kant en deugdzaam gedrag aan de andere kant. Idealisme komt voor op velerlei terrein, niet alleen op het gebied van waarden. Een deugd is een geconcretiseerde waarde, een praktische houding, die een (altruïstisch) ideaal probeert te realiseren. Het ideaal is de basis van de deugd: men wil het beste, het hoogste, het edelste, vooral voor de ander. De befaamde Goede Wil ! Als virtuositeit alleen in dienst staat van het eigen ik of amoreel of immoreel op anderen of de omgeving is gericht, is het slechts een (positieve) eigenschap, een gespecialiseerde ‘excellence’.

Is er veel idealisme in het land ? Gabriel van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg heeft er een studie aan gewijd.[xxxiv]Gabriël van den Brink Het ‘hogere’ is voor hem een verzamelnaam voor religieuze denkbeelden, filosofische opvattingen en morele idealen. Zijn definitie luidt als volgt:’ Het hogere is de verbeelding van een geheel waarmee ik mij verbonden weet en waardoor ik mij geroepen voel tot onbaatzuchtig handelen’. Het woord ‘idealisme’ is volgens hem naar de privésfeer verdrongen, terwijl er volgens dit onderzoek toch een hoop idealisme in de maatschappij zit. De basisgedachte van het boek is dat hoge waarden, morele idealen en geestelijke beginselen niet zijn verdwenen, maar zich van de vroegere concentratie op het religieuze zich over de hele samenleving hebben verbreid, zoals vrijwilligerswerk, geven aan goede doelen en het beschermen van mensenrechten.[xxxv] Hij geeft drie lijnen aan waarlangs deze metamorfose zich over de laatste honderd jaar heeft voltrokken: ten eerste, menselijke hulpvaardigheid heeft eerst een lokale, vervolgens een nationale en tenslotte een mondiale vorm aangenomen. De sacrale orde is in de loop van de tijd vervangen, eerst door een orde van sociale aard en vervolgens door de vitale orde. En ten derde is de temporele horizon verschoven van de eeuwigheid naar het hier en nu. [xxxvi] ‘Het betekent dat er negen verschillende grootheden zijn waar mensen zich bij de realisatie van bepaalde waarden of beginselen op kunnen richten. Het gaat meer specifiek om God, Vaderland, Werk, Naaste, Samenleving, Mensheid, Liefde, Lichaam en Natuur. Aan deze objecten voegen we negen figuren toe, die een specifieke vorm van toewijding vertegenwoordigen. Hoewel de priester, de held, de vakman, de broeder, de burger, de donateur, de minnaar, de atleet en de activist ieder heel andere idealen nastreven en andere middelen inzetten, hebben ze ook iets met elkaar gemeen: zij ontlenen allen de zin van hun bestaan aan de verbeelding van een geheel dat hen overstijgt en tot onbaatzuchtig handelen aanzet’.[xxxvii] Volgens van den Brink is er veel idealisme in Nederland en is de belangstelling groeiende, maar het is iets wat mensen privé houden. Men komt niet graag voor zijn idealen uit en geeft de voorkeur aan een sceptische of cynische toon. Het is dus niet zo dat deugdethiek niet beoefend wordt, maar oppervlakkig gesproken lijkt de deugdcultuur niet ‘in‘. Over het idealisme praten de mensen niet graag, ‘want dan wordt je afgezeken’![xxxviii]

Tenslotte maakt van den Brink een vergelijking met andere Europese landen op basis van het European Values System. Hij komt daarbij tot de conclusie dat met uitzondering van onze matige interesse in het klassieke geloofsleven, Nederland voor alle vormen van toewijding tot de voorhoede behoort. Het proces van spirituele modernisering is volgens van den Brink in ons land ver gevorderd. Het Hogere is niet verdwenen, maar heeft zich in alle richtingen verspreid. In termen van het geestelijke is het land niet zozeer geseculariseerd als gedifferentieerd.[xxxix]

Het Platform Bèta Techniek [xl], een onafhankelijke stichting die namens de overheid adviseert over excellentie in het onderwijs en over de toekomst van bèta technici, heeft een onderzoek laten doen onder jongeren tussen 12 en 25 jaar naar hun belangstelling en geschiktheid in uitblinken.

bevlogenheid onderwijs

Op grond van de uitkomsten van het onderzoek werd het excellentiemodel ontwikkeld, waarbij de jongeren in vier groepen werden ingedeeld. De ‘gemaksgerichte levensgenieter’ (34 %), op het hbo en de universiteit de grootste groep, staat niet negatief tegenover excelleren en presteren, maar het is voor hem ook niet belangrijk. De ’berustende volger’ (16 %), op het vmbo verreweg de grootste groep, is van nature afkerig van uitblinken. Hij is bang voor de mogelijke negatieve gevolgen van excellentie, zoals kritiek, jaloezie en sociale druk om niet uit te blinken of op te vallen. De ‘statusgerichte toekomstplanner’ (11 %) is van nature gericht op presteren. Status is belangrijk, dus factoren als geld en aanzien stimuleren deze jongeren om ‘ hard te lopen’. De ‘zelfbewuste generalist’ (39 %) wil graag leren. Excellentie is voor deze groep een breed begrip, excelleren in het onderwijs is daarom niet altijd de meest voor de hand liggende keuze. Alles bij elkaar wil net iets meer dan de helft van de Nederlandse jongeren uitblinken. Maar daar is wel een uitdagende omgeving voor nodig. Slechts een kwart van de jongeren vindt de vakken op school uitdagend en maar een derde zegt te worden aangemoedigd door hun omgeving om uit te blinken. Elk type jongere heeft iets anders nodig om gemotiveerd te raken. Het is maatwerk. Succesvolle mensen uit het bedrijfsleven worden het meest genoemd als voorbeelden van uitblinkers, gevolgd door ‘wetenschappers’. Daarna komen bekende sporters, schrijvers en artiesten.

jeugd heeft de toekomst

Een voorbeeld waarbij excelleren in het onderwijs schijnt te werken zijn de University Colleges in Nederland (Amsterdam, Leiden, Utrecht, Middelburg, Tilburg en Maastricht) met samen zo’n 3.000 studenten. Dank zij de internationale selectie van studenten aan de poort (onder andere op motivatie), het veeleisende studieprogramma van 56 uur per week en de intensieve interactie tussen studenten en docenten, haalt meer dan 80 % van de studenten in drie jaar zijn bachelors, een derde zelfs cum laude.[xli]

Ook op sommige universiteiten in Nederland wordt de ‘zesjescultuur’ aangepakt, bijvoorbeeld de Universiteit van Tilburg. Dank zij overheidsmaatregelen, internationalisering en inspanningen van de universiteit raken studenten gemotiveerder en halen meer uit zichzelf.[xlii]

Bevlogenheid

Arnold Bakker, Rotterdamse hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie, definieert bevlogenheid als een positieve toestand van opperste voldoening. die wordt gekenmerkt door vitaliteit, toewijding en absorptie. (Schaufeli & Bakker, 2010). Bevlogen werknemers voelen zich fit en sterk en zijn heel enthousiast en geconcentreerd aan het werk. Vanwege hun positieve houding en hoge activiteitenniveau, creëren zij hun eigen positieve feedback in de vorm van waardering, erkenning en succes. Volgens Prof. Bakker zou maar 12 % van de werknemers (totaal) bevlogen zijn.

werken aan bevlogenheid
werken aan bevlogenheid

Een studie van Felicia Huppert en Timothy So op basis van het European Values Survey 2006/7 gaf als hoogste ‘flourishing’ scores van 23 Europese landen, 33 voor Denemarken en 26 voor Zwitserland aan. Finland, Noorwegen, Zweden, Ierland, Oostenrijk en Cyprus waren allemaal tussen 20 en 25. Verenigd Koninkrijk 18, Nederland en België beide 14, Duitsland 12 en Frankrijk 9. Het laagst was Rusland met 6.[xliii] Definities van ‘flourishing’ en bevlogenheid zijn niet identiek, maar overlappen in hoge mate. Deze cijfers betreffen relatief duurzame bevlogenheid (minimaal 9 maanden). Het percentage bevlogenen op elk moment zou rond de dertig procent bedragen. Zo’n 39 procent van de bevolking zou afwisselend bevlogen en gematigd bevlogen zijn.

Verband is hier waarschijnlijk ook met het door Frederickson en Losada ontwikkelde concept ‘positiviteitsratio’, een index voor optimaal welzijn en uitblinken. positiviteitZij vonden dat een verhouding van drie positieve ervaringen/emoties tegenover één negatieve ervaring/emotie een goed recept is om uit te blinken (voor bevlogen huwelijken zou het 5 op 1 moeten zijn !). Minder dan 20 % van de mensen heeft zo’n positiviteitsratio van 3 op 1. Bijgevolg zegt VIA-IS dat 80 procent van de westerse bevolking niet floreert. De meesten hebben twee positieve ervaringen tegenover één, waarmee ze zich kunnen redden.[xliv] .

Plezier in het werk hangt volgens Bakker van drie factoren af: vaardigheden, uitdagingen en passende werkomgeving.[xlv] Bevlogen medewerkers verzuimen minder, werken productiever, verlaten minder snel de organisatie, zorgen voor tevredener klanten en grotere omzet. Bevlogen werknemers weten ook buiten hun werk enthousiast te zijn, bij voorbeeld tijdens het sporten en gedurende vrijwilligerswerk. Werk-gerelateerde hulpbronnen, fysieke, sociale of organisatorische aspecten en persoonlijke hulpbronnen, bijvoorbeeld optimisme, stressbestendigheid en effectiviteit, blijken positief samen te hangen met bevlogenheid. Er zijn volgens Bakker minstens vier redenen waarom bevlogen werknemers beter presteren dan niet bevlogen werknemers, te weten positieve emoties, betere gezondheid, zelfcreatie van hulpbronnen en overdracht van bevlogenheid op anderen. Volgens onderzoek van Barsade (2002) steken mensen die met elkaar moeten samenwerken elkaar aan met hun positieve stemmingen, vooral extraverte individuen.[xlvi] Bevlogen werknemers presteren niet alleen beter, maar ze vertonen ook een reeks gedragingen die goed zijn voor henzelf en de organisatie: creativiteit en (pro) actief leergedrag.

Bevlogenheid kan het best worden bevorderd door voldoende hulpbronnen in de werkomgeving te bieden. Deze vergroten optimisme en zelfvertrouwen van medewerkers en dit is vooral instrumenteel bij hoge taakeisen[xlvii].

In zijn proefschrift zegt van Willem van Rhenen dat van alle werknemers slechts gemiddeld twintig procent bevlogen is in zijn baan. [xlviii] Hij zegt verder dat het managen van stress door preventie, advisering en zorg niet voldoende is. Bepleit wordt om daarnaast de mentale gezondheid van werknemers te versterken. Immers, alleen bevlogen werknemers zullen excellent presteren. BevlogenHiermee verband houdend en als gevolg van de positieve psychologie is in 2004 door Schaufeli en Bakker de Utrechtse BevlogenheidSchaal (UBES) ontwikkeld.[xlix]. Deze meet vitaliteit, toewijding en betrokkenheid op het werk, voorwaarden voor excellent professioneel gedrag. Onderzoekservaring geeft aan dat zelfevaluatie op dit gebied tot overschatting leidt en niet in een normale statistische verdeling resulteert.

Volgens ‘Wage Index’, een jaarlijks onderzoek van de Stichting Loonwijzer en vacaturesite Monsterboard, zou in 2015, bijna 53 % van de werknemers nog hetzelfde jaar van baan willen veranderen. Het hoogst is dat percentage in de Horeca (68 %), gevolgd door Transport en Logistiek (57 %) en Gezondheidszorg (55 %). Het percentage wat niettemin tevreden was over de eigen baan was gegroeid van 60 naar 63 %.

Volgens een artikel in de Volkskrant [l] zou de publieke relevantie van beroepstrots veel meer aandacht moeten verdienen. Als het om gepaste tevredenheid over eigen geleverde prestaties gaat, is trots een deugd. Trots is immers het zelfbewust uitkomen voor een prestatie of eigenschap van jezelf of van iets of iemand die je tot ‘jezelf rekent, omdat deze aan hoge maatstaven voldoet en brede erkenning verdient.’

De Nederlander is meestal druk bezig, zodat luiheid niet als een nationale ondeugd bestempeld kan worden. Maar een steeds groter deel van ons waakzame leven wordt niet aan werk besteed. In een recent internationaal onderzoek bleken Nederlanders, op één uitzondering na, het minste aantal uren aan werk te besteden (hoewel met de hoogste productiviteit per tijdseenheid). Volgens de Volkskrant van 19 mei 2001 is ‘de workaholic overleden’ !

IMGHet hoge welvaartsniveau en de algemene bestaanszekerheid hebben daaraan bijgedragen. Het normale aantal arbeidsuren is afgenomen van 48 kort na de oorlog tot 36 uur nu. De welvaart en het consumptieve patroon in het rijkere westen hebben zich sterk ontwikkeld, ten koste van de kwantitatieve arbeidsinzet. Dit heeft een zekere ‘vervriendelijking’ van onze cultuur tot gevolg gehad, vooral voor de kwetsbare groepen vrouwen en kinderen. Vrouwen zijn als groep sterker bij het formele arbeidsproces betrokken geraakt. Met een toenemend aantal tweeverdieners nemen gezin en familieverplichtingen een behoorlijke portie van de ‘vrije’ tijd. Maar buiten werk en gezin, zijn er zoveel mogelijkheden voor creatief en consumptief vermaak, dat weinigen zich overgeven aan ledigheid. De gemiddelde Nederlander is druk doende en ligt weinig of niet op het oorkussen van de duivel. Volgens een CBS Twitter bericht van 29 juni over de arbeidsethos beschouwen zeven van de tien volwassenen in Nederland werken als een maatschappelijke plicht en vinden ze dat geen vrije keuze. Tevens blijkt dat ruim 80 procent vindt dat er belangrijkere dingen in het leven zijn dan werken.

2.3 Impressies

Na de onderzoeken over waarden en houdingen ten aanzien van ethisch-verantwoord gedrag en na de studies over uitblinken, presenteren we hierna enkele observaties over verwante fenomenen in onze samenleving, die niet per se door die studies behandeld zijn .

Tweede Kamer
Tweede Kamer

In het algemeen kunnen we positief zijn over het wettelijke kader waarbinnen naties, organisaties en individuen zich in de westerse wereld bewegen. Westerse landen hebben met name een grondwet met garantie van basisbescherming en vrijheden en hebben een heel palet aan internationale mensenrechtenverdragen geratificeerd. Organisaties en bedrijven in Nederland zijn onderworpen aan de Nederlandse en Europese wetgeving en rechtspraak en hebben daarnaast vaak eigen codes voor ethisch verantwoord, zakelijk of professioneel gedrag. We spreken hier over officiële normen en waarden, die als richtsnoer dienen voor het gedrag. Het actuele dagelijkse gedrag kan in meer of mindere mate afwijken van deze officiële normen.

Er bestaat een hoog niveau van inspraak en overleg in onze samenleving. In Nederland kennen we het befaamde poldermodel van continu overleg tussen belangengroepen met het doel gezamenlijk een oplossing voor problemen te vinden. Dit gebeurt niet in dezelfde mate in alle westerse landen, maar in de meeste voert overleg de boventoon in het oplossen van politieke en maatschappelijke belangengeschillen. Het lijkt dat er een trend is naar verdere beschaving, ethisch verantwoord gedrag en mededogen. We lijken ons bewust dat door met elkaar samen te werken we betere resultaten boeken dan door elkaar te beconcurreren of alleen bezig te zijn

Op mondiaal niveau is er in de loop van de geschiedenis een duidelijke trend naar een betere wereld: afschaffing van de slavernij, uitroeiing van het kolonialisme, bestrijding van rassen- en minderhedendiscriminatie en emancipatie van de vrouw. Mogelijk is nu de beurt aan de dieren. Er is ook een tendens naar een meer vreedzame oplossing van geschillen. Enkele symptomen daarvan zijn de ontwikkeling van het internationale recht, inclusief oorlog- en humanitair recht en de oprichting van internationale organisaties voor vrede en vooruitgang. In West Europa beleven we een mogelijk unieke historische ontwikkeling, namelijk de vrijwillige integratie van landen die tot voor kort elkaar moordend beconcurreerden. Alhoewel er volgens Mark van de Voorde toch nog wel iets aan onze situatie schort,[li] leven we overwegend in een maatschappij van recht en rechtvaardigheid ! De positieve evolutie in ethisch gedrag in gegoede landen heeft waarschijnlijk veel van doen met het niveau van de levensstandaard. Armoede leidt vaak tot frustrerende persoonlijke en groepsomstandigheden en tot vergrijpen en misdrijven. Welgesteldheid en hebzucht kunnen evenwel weer tot andere misstappen leiden.

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft afgelopen september de Post-2015 Development Agenda goedgekeurd. Die beoogt de globale samenleving een stuk verder op het goede pad te brengen. Niettemin zijn er nog enkele ernstige pijnpunten in de internationale samenleving zoals de invloed van de georganiseerde misdaad, (nucleaire) ontwapening en de misdaden tegen de mensheid in Palestina.

Steven Pinker, vooraanstaand Canadees-Amerikaans psycholoog, zegt in een interview met Diederik van Hoogstraten dat ‘de afname van geweld weleens de belangrijkste en de meest ondergewaardeerde ontwikkeling in de geschiedenis van onze soort zijn’. Hij analyseert dat in zijn boek ‘Ons Betere Ik.[lii]

Steven PinkerIn de Middeleeuwen werd één op de duizend mensen vermoord, nu is dat in Europa één op de honderdduizend. De opkomst van de Staat en de wederzijdse afhankelijkheid van handeldrijvende mensen en naties noemt hij als belangrijkste oorzaken van de afname van geweld. Sinds 1945 zijn we niet alleen moord, maar ook het slaan van vrouwen en kinderen en het mishandelen van dieren als afstotend gaan beschouwen.

De Katholieke Kerk heeft in de loop van haar geschiedenis actief of passief met afgrijselijke gebeurtenissen te maken gehad, zoals inquisitie, slavenhandel, uitbuiting en kolonialisme. In feite heeft de Kerk niet steeds de wil, moed of kracht gehad om zich vanaf het begin tegen historische ongerechtigheden en oorlogen te verzetten. Andere tijden, eigenbelang en verwevenheid van elites speelden hun rol. Kortom ze heeft zichzelf niet steeds in morele toom weten te houden.Christendom Tegelijkertijd is er traditioneel door de Katholieke Kerk veel aandacht besteed aan ethisch-verantwoord beleid, vooral via de Sociale Leer van de Kerk. Op wereldniveau is de Katholieke Kerk momenteel een toonbeeld van maatschappelijke bewogenheid en sociale gerechtigheid. In onze opvoeding werden we via velerlei faciliteiten, zoals kerkgang, godsdienstles, catechismus en biecht, er op gewezen hoe we ons behoorden te gedragen. Religieuze opvoeding in die vorm is nu grotendeels verdwenen in Europa. Wat niet wil zeggen dat men zich niet ethisch gedraagt.

De migratiestromen naar Europa en de Verenigde Staten zijn een ander fenomeen. Daar zijn aanzienlijke integratieproblemen mee gemoeid, maar, grosso modo, zijn die toch succesvol voor de grote meerderheid van de migranten en hun nakomelingen. De deugd van verdraagzaamheid heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld, hoewel die de laatste jaren op de proef wordt gesteld. Zie voor verdere bespreking van dit onderwerp op deze website, ‘Immigratiebeleid: dat kan beter! Een commentaar’.

erotiek 2
esthetica erotica

Op het gebied van de erotiek staan we ook ons mannetje (en vrouwtje), te oordelen naar de liberalisering van seksuele ethiek en de omvang van de seksuele beeldenstroom/storm in de media. Niettemin heeft de seksuele revolutie een heilzame ommekeer teweeggebracht, inclusief haar bijdragen aan de emancipatie van de vrouw en van de eros. Het is bijna onbevattelijk dat in de loop van enkele generaties een cultuur van seksuele onderdrukking en zondigheid is veranderd in een cultuur van openheid, experiment en genot (ook niet zonder uitdagingen). De loskoppeling van de lichamelijke liefde van de voortplanting door voorbehoedmiddelen heeft hier alles mee te maken. Er wordt veel geklaagd over de omvang van de seksuele beeldenstroom in de media. Kinder- en andere zware pornografie is uit den boze, maar er wordt ook esthetica getoond. Het lichamelijke schoon is sinds mensenheugenis inspiratie voor de kunst, nu in andere vorm !

Wolkjes aan de hemel

De ondeugd onmatigheid viert hoogtij in grote segmenten van de gemeenschap, getuige het toenemende aandeel van over- en zwaar- overgewichten in de bevolking. Volgens het 2014 onderzoek van Mc Grath is zelfbeheersing de minst frequente onder de deugden. onmatigheidAan de andere kant is men er collectief en individueel in geslaagd het aantal rokers in de bevolking substantieel terug te brengen, een indrukwekkende prestatie. Het gebruik van andere verdovende middelen betreft voornamelijk alcohol en drugs en er is ook nog koop- en gokverslaving.

Enkele zorgen daarbij zijn de toenemende invloed van de maffia in het sociaaleconomische leven en de ‘graaicultuur’, recentelijk zo uitvoerig in het voetlicht gebracht in de financiële wereld. De neoconservatieve impulsen, vooral gepromoot door Reagan en Thatcher in het politieke leven, hebben de maatschappelijke controles op het kapitalistische gewin ernstig verzwakt. Maar dat wil ook zeggen dat het systeem weer teruggedraaid kan (en moet) worden.

Wat valt er over vrijgevigheid en gierigheid te zeggen !? In vergelijking met vroeger hebben we de beschikking over hogere inkomens en grotere rijkdommen. We leven in een economie van overvloed in plaats van één van schaarste. We geven in absolute termen grotere bedragen aan goede doelen dan vroeger, maar misschien niet in relatieve termen als we kerk en familie meerekenen. Niettemin staat Nederland, tot onze sier, in de wereldtop met geven voor goede doelen. En dat terwijl spaarzaamheid een traditionele deugd was.

Respect voor de ander lijkt niet goed te combineren met narcisme, autisme en het ‘dikke-ik’. Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid [liii] bevestigt dat ‘respect’ minder in de aandacht staat. Als dat inderdaad zo is, geeft dat minder kans op deugdontwikkeling, want volgens Comte Sponville zijn beleefdheid en respect het begin van alle deugd.[liv] Het Veldkamp rapport[lv] (Handvest Burgerschap) en het eerdere geciteerde Groningse onderzoek geven evenwel aan dat respect nog hoog in het vaandel staat.

Macro- of volksdeugden. Ieder volk heeft zijn eigen cultuur, deugden en ondeugden. Op deze site geven we, onder de titel ’Nederlandse (on)deugden, een literatuurstudie’, een samenvatting van karakteristieken van de Nederlander, gebaseerd op een tiental boeken over dit onderwerp [lvi]. volksdeugdenVolgens de bloemlezing [lvii] stoelt de traditionele Nederlandse samenleving op ’nobele’ waarden als vrijheidsliefde, gelijkheid, gebrek aan hartstocht (weinig emotioneel, gebrek aan romantiek, gebrek aan fantasie), nuchterheid, huiselijkheid (grote aandacht voor het gezinsleven), ingetogenheid, bedaardheid, ijver, handelsgeest, burgerlijkheid, vredelievendheid, stroefheid, ernst, eerlijkheid, kritische houding, verdraagzaamheid, eenvoud, zuinigheid, zindelijkheid (niet zo zeer op het eigen lichaam). En een hardnekkige hang naar middelmaat. De meeste waarnemers vinden de Nederlander individualistisch.

2.4 Bevindingen

Er zijn weinig of geen harde gegevens beschikbaar over deugdzaam gedrag in onze samenleving. We weten wel dat een aantal mensen elk jaar koninklijke of andere onderscheidingen krijgt voor bijzondere verdiensten. Deze burgers vertonen voorbeeldig gedrag, maar het is niet hetzelfde als deugdzaam te zijn volgens onze definitie.

Omdat deze gegevens niet adequaat zijn en we geen andere bronnen tot onze beschikking hebben, kunnen we in dit stadium geen conclusies trekken over de proportie, samenstelling en karakteristieken van morele uitblinkers (deugdzamen) in onze maatschappij.

Als we de fenomenen uitblinken en idealisme bekijken, zien we dat er in het onderwijs en in de beroepswereld bepaalde proporties leerlingen en werknemers bevlogen zijn, in het onderwijs potentieel de helft van de leerlingen en op het werk tussen de 12 en de 20 %. In Nederland in het algemeen zou rond de 30 % bevlogen door het leven gaan. Dat is niet slecht in vergelijking met andere landen, maar flink onder het percentage van Denemarken (50%). In het onderwijs wordt vanwege beperkingen maar een deel van de potentiële 50 % gerealiseerd. Dat moet dus beter !

Gabriel van den Brink is positief. Volgens hem is er een grote mate van idealisme onder de bevolking. Dat idealisme, in oorsprong religieus van aard, is naar andere sectoren gedifferentieerd. Hij trekt de conclusies van EVS/WVS door en geeft een positieve stimulans aan de ontwikkeling van ethisch gedrag. De verdergaande individualisering in onze samenleving zou goed overeen komen met het individuele uitblinken dat Van den Brink signaleert en dat de deugdethiek promoot. We moeten wel een oplossing vinden voor de Nederlandse eigenschap om uitblinkergedrag te wantrouwen om de goede koppen boven het maaiveld te kunnen houden.

Over ethisch verantwoord gedrag per se is er ook beperkte informatie. Wel zijn er gegevens over houdingen van de bevolking ten aanzien van waarden, vooral uit sociale onderzoeken, waarvan er een vijftal de revue zijn gepasseerd. Voor een groot gedeelte verschaffen deze onderzoeken geen harde gedragsgegevens maar belevingen van waarden en normen. Het is evenwel redelijk aan te nemen dat er op macro niveau een vrij sterke correlatie bestaat tussen waarden en normen aan de ene kant en ethisch gedrag aan de andere kant. Ook zijn er gegevens over onethisch gedag, zoals misdaad.

Op grond van eigen observaties en van bevindingen in vijf sociale onderzoeken kan een redelijk positieve conclusie getrokken worden over de morele staat van volk en natie. Zoals EVS en WVS aangeven is er een belangrijke verschuiving geweest in onze waardesystemen, van traditioneel naar seculier-rationeel en van overlevingswaarden naar die van zelfexpressie.

Transitie
Transitie

Toenemende individualisering is daar een onderdeel van. Deze maakt de maatschappij harder, verzwakt familiebanden en veroorzaakt eenzaamheid. Waar men vroeger zekerheid vond in godsdienstige saamhorigheid, vaste huwelijken en hechte families, is het nu, door afzwakking van die instituten, spreekwoordelijk, iedereen meer voor zichzelf en (niet) God voor ons allen geworden ! Tegelijkertijd biedt individualisering belangrijke ontplooiingskansen.

De resultaten van de vijf onderzoeken zijn niets steeds rechtlijnig. De WRR klaagt steen en been maar constateert dat er op haar drie beoordelingscriteria van verantwoord ethisch gedrag: vrijwilligerswerk, lidmaatschap ideële organisaties en fondsenwerving goede doelen, positieve resultaten bestaan. Wisseling van de Wacht en misdaadgegevens wijzen in een positieve richting en informatie over arbeidsmotivatie is ambigu. Het onderzoek van Motivaction heeft weinig goede woorden voor het gedrag van de jeugd, maar komt op het einde met de conclusie dat er veel goed gaat, dat het leeuwendeel van de jongste generatie geen problemen heeft en dat Nederlandse jongeren tot de gelukkigste ter wereld behoren.

Het morele plaatje wat we krijgen uit de onderzoeken is dus overwegend positief; de wenselijkheid wordt algemeen erkend dat we ons ethisch (nog) beter gedragen ten gunste van individueel geluk en maatschappelijk welzijn. Het kabinet Balkenende maakte het promoten van waarden en normen onderdeel van haar beleid. Ze wilde het fatsoen in het maatschappelijk verkeer en een respectvolle omgang tussen mensen bevorderen in de Nederlandse samenleving.[lviii] De Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid wijdde er zijn eerder besproken rapport aan.[lix] Het Ministerie van Binnenlandse Zaken nam in 2009 het initiatief voor het opstellen van een Handvest voor Verantwoordelijk Burgerschap. Het onderzoeksrapport van Veldkamp ´Bouwstenen van Burgerschap´, als basis voor dit Handvest, geeft aan dat waarden en gedragsregels aangaande prettig samen leven (respect voor elkaar), betrokkenheid bij elkaar en gerichtheid op de toekomst een grote steun onder de bevolking genieten, meer dan 75 % en dikwijls rond de 90 %. Dit initiatief is verder niet van de grond gekomen. Men vond dat de inhoud van een eventueel handvest niet door de regering maar door de mensen zelf moest worden bepaald. De overheid zou alleen een ondersteunende rol hebben mogen spelen. Anders, zo vond men zou een dergelijke code als een vorm van overheidsbetutteling worden gezien of als een manier om de verantwoordelijkheid van de ‘maatschappelijke verloedering’ af te schuiven naar de burger. Wij zien niet in waarom de overheid zich niet actief zou mogen bemoeien met de promotie van ethisch verantwoord en deugdzaam gedrag. Integendeel in onze macro-meso-micro aanpak heeft zij een belangrijke rol. Op scholen wordt al over wereldburgerschap onderwezen. Daar wordt een deel van de vroegere rol van de religie op dit gebied overgenomen.

[i] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit.

[ii] Waarden Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit., blz. 69.

[iii] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit., blz. 10.

[iv] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit., blz. 10/11.

[v] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit., blz. 77.

[vi] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit., blz, 27.

[vii] CBS onderzoek. Landelijke Jeugdmonitor. April 2015.

[viii] Vrijwilligerswerk in Meervoud, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2009. Bron: Geven in Nederland 2009.

[ix] ‘Dossier vrijwilligerswerk’, De Nederlandse Bank Magazine, nr. 6, 2010

[x]Wisseling van de wacht: Generaties in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, December 2010, blz. 111?

[xi] Bas van Stokkom is senioronderzoeker bij het Centrum voor Ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is auteur van het boek: ‘Wat een hufter! Ergernis, lichtgeraaktheid en maatschappelijke verruwing’.

[xii] ANP vanuit Wenen, zetel van UNDOC, 16 juli 2012.

[xiii] World Drug Report 2011, UN Office on Drugs and Crime, www.unodc.org

[xiv] Unger, Prof. Dr. Brigitte, et al, The Amounts and the Effects of Money Laundering, 2005.

[xv] Unger, B. (2014). Geldwäsche: Mehr Kooperation nötig. Böckler Impuls, 10, p. 6.

[xvi] De Nederlandse Samenleving, C.B.S., 2010, blz. 210/211.

[xvii] ‘Nederland in Generatieperspectief’, Van den Broek, Andries et al in Wisseling van de Wacht: Generaties in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010, blz. 30.

[xviii] ‘De Jeugd van Tegenwoordig’, Van Noije, Lonneke in Wisseling van de Wacht: Generaties in Nederland, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010, blz. 434.

[xix] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, De Grenzeloze Generatie en de Eeuwige Jeugd van hun Opvoeders, Nov. 2009, blz.59.

[xx] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op. Cit., blz. 192.

[xxi] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit., blz. 13.

[xxii] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit, blz. 21.

[xxiii] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit, blz. 68.

[xxiv] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit., blz. 77.

[xxv] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit., blz.91.

[xxvi] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit., blz. 95.

[xxvii] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit, blz. 193.

[xxviii] Dohmen, Joep, Op. Cit., blz. 16.

[xxix] Sprangenberg, Frits & Lampert, Martijn, Op.Cit., blz. 195.

[xxx] www.europeanvaluesstudy.eu; www.worldvaluessurvey.org

[xxxi] Wikipedia; www.europeanvaluesstudy.eu; www.worldvaluessurvey.org

[xxxii] ‘Britain Facing Boom in Dishonesty’, September 2011, The Independent, 25 January 2012.

[xxxiii] ‘High Social Class Predicts Increased Unethical Behavior’, by Paul K. Piff, Daniel M. Stancato, Stéphane Côté, Rodolfo Mendoza-Denton and Dacher Keltner, Proceedings of the National Academy of Sciences, Journal, 2012.

[xxxiv] De Volkskrant, 7 januari 2012.Interview met Gabriel van den Brink over studie ‘De Lagere Landen en het Hogere’.

[xxxv] van den Brink, Gabriel, Eigentijds Idealisme. Een afrekening met het Cynisme in Nederland, Op. Cit., blz. 15.

[xxxvi] Van den Brink, Gabriel, Op. Cit., blz 31.

[xxxvii] Van den Brink, Gabriel, Op. Cit.,blz. 33.

[xxxviii] De Volkskrant, Interview met Gabriel van den Brink, Op. Cit en Eigentijds Idealisme, Op. Cit., blz. 65.

[xxxix] Van den Brink, Gabriel, Op. Cit., blz. 93.

[xl] www.platformbetatechniek

[xli] Zie recensie van Hans Wansink aangaande Martha Nussbaum’s boek ‘Niet voor de Winst’, Ambo 2011, ISBN 978 90 263 2404 8. Zie ook interview van oprichter University Colleges, Hans Adriaansens door Maartje Bakker in De Volkskrant van 21 januari 2012 onder de titel ‘Excelleren in Kleine Groepjes’.

[xlii] ‘Van Zesjes naar Achtencultuur. Uitblinken is Straks Weer helemaal In’. UNTIL, Alumni Magazine, Tilburg University,. 01-12-2011.

[xliii]Felicia A. Huppert and Timothy T. C. So. Flourishing Across Europe: Application of a New Conceptual Framework for Defining Well-Being. Published online 2011 Dec 15

[xliv] Ryan M. Niemiec, Mindfulness & Character Strengths. A Practical Guide to Flourishing. Hogrefe Publishing, 201, blz.176-177

[xlv] De Volkskrant, 21 augustus 2012, sectie Economie, blz. 23.

[xlvi] Barsade, S. (2002). The ripple effect: Emotional contagion and its infl uence on group behavior. Administrative Science Quarterly, 47, pp. 644-677.

[xlvii] Arnold bakker, op. cit

[xlviii] Van Rhenen Willem, From Stress to Engagement’ (Van Stress naar Bevlogenheid), (2008), Van Rhenen was Chief Medical Officer van de landelijke Arbodienst en Professor aan de Nyenrode Business Universiteit.

[xlix] Schaufeli, W.B & Bakker, A.B. ‘Bevlogenheid: een Begrip Gemeten’. Gedrag & Organisatie, 17, blz. 89-112, 2004.

[l] De Volkskrant, Forum, blz 8, 6 juni 2009, ‘Laat de Kracht van de Beroepstrots Spreken’ door Thijs Jansen, Gabriël van den Brink en Jos Kole.

[li] Mark van de Voorde in Tertio, juli 2007   ‘Recht Kijkt Weg van Rechtvaardigheid’. “De toepassing van het recht moet op zijn minst een herinnering aan de rechtvaardigheid bewaren, maar procedurepleiters nemen vaak een loopje met de rechtvaardigheid en ook met het recht. Als het recht niet streeft naar rechtvaardigheid, is het geen recht meer, maar tegelijk kan het recht niet samenvallen met de rechtvaardigheid”.

[lii] Pinker, Steven, Ons betere ik. Waarom de mens steeds minder geweld gebruikt,Contact, ISBN 978 90 2542 716 0. Zie De Volkskrant, Expositie, blz. 2/3. Zie ook ‘Hoe de Mens zijn Driften Wist te Beteugelen’, De Volkskrant, Boeken, 21/012012, blz 4,. Besproken wordt in het laatste het klassieke boek van Elias, Norbert, Het Civilisatieproces,1936.

[liii] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, december 2003.

[liv] André Comte-Sponville. A Small Treatise on the Great Virtues. Op. Cit.

[lv] Bouwstenen van Burgerschap, Rapport opgesteld als onderdeel van het in 2009 geaborteerde initiatief ‘Handvest Burgerschap’. De Tweede Kamer besliste dat het opstellen van een Handvest voor Goed Gedrag geen regeringstaak was.

[lvi] De volgende boeken en artikelen liggen ten grondslag aan de samenvatting in bijlage I:

  • White, Colin & Boucke, Laurie, The Undutchables. Leven in Holland, Nijgh & Van Ditmar, 2006.
  • Van Stokkom, Bas, Wat een Hufter, Boom, 2010.
  • Een Land om bij te Huilen, Buitenlandse schrijvers over Nederland; samengesteld door Van Stipriaan, René, Athenaeum – Polak & van Gennep, derde druk, 2001.
  • Kennedy, James C, De deugden van een Gidsland. Burgerschap en Democratie in Nederland, Bert Bakker, Amsterdam, 2005.
  • Kuper, Simon, Retourtjes Nederland, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2006.
  • Roosenboom, Thomas, Denkend aan Holland, Pamflet, Querido, Amsterdam, 2005.
  • Phillips, Derek, De Naakte Nederlander. Kritische Overpeinzingen, Deel I. Het Nederlandse Volkskarakter, Bert Bakker, 1985.
  • Vossestein, Jacob, Zo werkt dat in Nederland, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1998.
  • De Foer, Steven, Onder Hollanders. Een Vlaming Ontdekt Nederland, Uitgeverij Balans, 2001.
  • De baeaufort, Binnert, De Lompe Leeuw. Waarom Nederlanders zo Onbeschoft Zijn, Prometheus. Amsterdam, 2006.
  • Birschel, Annette, Als Deutsche unter Holländern,Ulstein, Berlin, 2011.
  • Annette Birschel. ‘Do ist der Bahnhof ( Nederland door Duitse Ogen)’ Bert Bakker 2008

[lvii] Bart van Heerikhuizen ‘Het Nederlandse Volkskarakter’ Amsterdams Sociologisch Tijdschrift VI (februari 1980, blz 643 – 675. Geciteerd in Derek Phillips De Naakte Nederlander, blz 16 -17. Deze geeft een goede samenvatting, maar is gecorrigeerd/aangevuld door informatie uit andere werken. Zie voetnoot 144. Annex I

[lviii] NRC.nl, 16 juni 2007.

[lix] Waarden, Normen en de Last van het Gedrag, Op. Cit.